SCC_Theater

Theater
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 10 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Theater

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Is dit acteren?
Dit is acteren.
Dit heeft niets met acteren te maken.

Slide 3 - Sondage

Tot welk kunstdomein behoort theater?
A
beeldende kunsten
B
muziek
C
podiumkunsten
D
media (film, video..)

Slide 4 - Quiz

Welke andere
podiumkunsten
ken je, behalve theater?

Slide 5 - Carte mentale

Welke verschillen zijn er als toeschouwer bij een theaterstuk of een film?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Vidéo

Welke synoniemen bestaan er voor theaterzaal?

Slide 8 - Carte mentale

Welk cc of theaterzaal
uit de buurt ken je?

Slide 9 - Carte mentale

Slide 10 - Vidéo

juist
fout
"Cour" en "jardin" betekenen respectievelijk "links" en "rechts".
De termen voor links en rechts op het theater zijn afkomstig van het grondplan van een Frans kasteel.
De twee termen worden door alle theatermakers wereldwijd gebruikt.

Slide 11 - Question de remorquage

Nog meer theaterinfo vind je in de Bookwidget op Smartschool die je zelfstandig gaat doorlopen.

Slide 12 - Diapositive

Is theater altijd in een zaal?
Straattheater speelt zich af in de openbare ruimte. Deze kunstvorm brengt de magie van het podium naar de straten, pleinen en parken.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

juist
fout
De Romeinen gaven op het einde van een voorstelling aan dat er geklapt kon worden.
Applaus ontstond uit een noodzaak om appreciatie te tonen aan anderen.
Applaudisseren is een universeel gebruik.

Slide 16 - Question de remorquage

Wanneer mag je wél
applaudisseren?

Slide 17 - Carte mentale

Slide 18 - Vidéo

Welk theatergenre was dit?
A
tragedie
B
poppentheater
C
musical
D
komedie

Slide 19 - Quiz

Muziektheater
Muziek (en soms ook dans) speelt een even belangrijke rol als tekst. In een musical of een opera zie je vaak grote emoties: liefde, woede, verdriet... worden nadrukkelijk gebracht.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Welk theatergenre was dit?
A
poppentheater
B
jeugdtheater
C
musical
D
tragedie

Slide 22 - Quiz

Tragedie of treurspel
Een toneelstuk met droevige gebeurtenissen die ervoor zorgen dat het slecht afloopt met het hoofdpersonage. Meestal wordt het personage gestraft vanwege een slechte eigenschap. Er schuilt vaak een morele les in een tragedie.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Welk theatergenre was dat?
A
tragedie
B
komedie
C
monoloog
D
jeugdtheater

Slide 25 - Quiz

Monoloog
Het woord monoloog betekent 'alleenspraak'. De acteur staat alleen op het podium en vertelt zijn verhaal aan het publiek. Soms speelt iemand achtergrondmuziek.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Welk theatergenre zag je hier?
A
komedie
B
musical
C
jeugdtheater
D
tragedie

Slide 28 - Quiz

Komedie of blijspel
Dit soort theater wil de toeschouwer doen lachen. Het geeft een lachwekkende kijk op de realiteit in en eindigt meestal met een happy end.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Welk theatergenre zag je hier?
A
jeugdtheater
B
musical
C
komedie
D
poppentheater

Slide 31 - Quiz

Poppentheater
Misschien denk je aan poppenkast, maar dat is niet altijd het geval. Er zijn veel mooie voorstellingen met prachtig gemaakte poppen die een rol spelen naast de acteurs.

Slide 32 - Diapositive

Naar welk genre
gaat jouw voorkeur nu uit?

Slide 33 - Carte mentale

Slide 34 - Diapositive

Hoeveel personen staan er op deze foto?
4
5
6
7
8

Slide 35 - Sondage

Slide 36 - Diapositive

Welke dingen bepalen
je identiteit?

Slide 37 - Carte mentale

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Welke dingen zijn belangrijk bij
je online identiteit?

Slide 40 - Carte mentale

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

D3L8 Stereotypen en vooroordelen

Slide 43 - Diapositive

indien lestijd over...

Slide 44 - Diapositive