Semana 48 Unidad 1 Lección 1 ¡Feliz cumpleaños!

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Startopdracht

Vul het juiste vraagwoord in:

1. ¿....... años tiene Rutger?

2. ¿...... es tu número de móvil?

Vul het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm in:

3. El chico (llamarse) ...... Ruben.

4. Claudia (tener) ........... 12 años.

5. Jasper (ser) ........ de Groningen.

Startopdracht

Vul het juiste vraagwoord in:

1. ¿Cuántos años tiene Rutger?

2. ¿Cuál es tu número de móvil?

Vul het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm in:

3. El chico se llama Ruben.

4. Claudia tiene 12 años.

5. Jasper es de Groningen.

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a contar hasta 31 leer ik tellen tot (en met) 31

2. ...aprendo los días de la semana leer ik de dagen van de week

3. ...aprendo los meses del año leer ik de maanden van het jaar

4. ...aprendo a escribir/decir una fecha leer ik hoe ik een datum opschrijf/zeg

Los números 0-31

LT p 15

LT p 29

Los días de la semana

De dagen van de week

lunes - maandag

martes - dinsdag

miércoles - woensdag

jueves - donderdag

viernes - vrijdag

sábado - zaterdag

domingo - zondag

Los meses y las estaciones del año

invierno - winter

primavera - lente

verano - zomer

otoño - herfst

La fecha De datum

el + [dag] + de + [maand]

> el 5 de enero

> el 23 de julio

La fecha De datum

el + [dag] + de + [maand]

Noteer in je cuaderno welke dag het vandaag is, volgens het voorbeeld hierboven.

Hoy es miércoles, el 9 de agosto. Vandaag is het woensdag 9 augustus.

¡A trabajar! Aan het werk!

Maak uit je LE:

p. 8 ej. 5 (pasen 2025 = 20+21 april)

p. 12 ej. 13 + 14

Deberes Huiswerk

- LE p. 8 ej. 5 en p. 12 ej. 13 + 14 + nakijken in Magister

¡Hasta luego!

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ...practicamos las fechas oefenen wij de data

2. ...creamos un calendario maken wij een kalender

Los números 0-31

LT p 29

Los días de la semana

De dagen van de week

lunes - maandag

martes - dinsdag

miércoles - woensdag

jueves - donderdag

viernes - vrijdag

sábado - zaterdag

domingo - zondag

Los meses y las estaciones del año

invierno - winter

primavera - lente

verano - zomer

otoño - herfst

La fecha De datum

el + [dag] + de + [maand]

> el 9 de enero

> el 23 de agosto

Hoy es martes, el 26 de noviembre. Vandaag is het dinsdag 26 november.

¡Feliz cumpleaños! LT p 21

Ejercicio 5 - In 2-tallen of 3-tallen!

1. Bekijk de kalender van Laura.

2. Kun je vertellen wie wanneer jarig is? 

> El veinte de enero es el cumple de Yago.

Crear un calendario Een kalender maken

1. ¿Cuándo es tu cumple? Wanneer is jouw verjaardag? Noteer het op een briefje in het Spaans. De docent verzamelt de briefjes en verdeelt ze onder de leerlingen.

2. Noteer de naam van jouw klasgenoot op de juiste 

 plek op de kalender.

¡Feliz cumpleaños!

2 Verjaardagliedjes in het Spaans 

1. Cumpleaños feliz, cumpleaños feliz...

2. Feliz, feliz en tu día...

Deberes Huiswerk

- Maken: LE p. 11 ej. 11 + 12  + nakijken in Magister.

- Leren: Woordenlijst  "Interrogativos - Vraagwoorden", "Los meses y las fechas - de maanden en data"  + de getallen 0-31  LT p. 15 + 29 

¡Hasta luego!