6.1 - Productiefactoren

Economie
Leerdoelen:
  1. Je kent de productiefactoren die nodig zijn om te produceren;
  2. Je kent het verschil tussen arbeids- en kapitaalintensieve productie uitleggen en hierbij voorbeelden noemen.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Economie
Leerdoelen:
  1. Je kent de productiefactoren die nodig zijn om te produceren;
  2. Je kent het verschil tussen arbeids- en kapitaalintensieve productie uitleggen en hierbij voorbeelden noemen.

Slide 1 - Diapositive

Productiefactoren
Om een stoel te kunnen maken, heb je een aantal "dingen" nodig. Deze dingen noemen we ook wel productiefactoren. We onderscheiden vier verschillende productiefactoren, namelijk:

  1. Natuur
  2. Arbeid
  3. Kapitaal
  4. Ondernemerschap

Slide 2 - Diapositive

Productiefactoren
Natuur:
Om een stoel te kunnen maken heb je materialen nodig, zoals hout. Met natuur bedoelen we dan ook alles wat de natuur levert, zoals grondstoffen, fosiele brandstoffen zoals olie en gas, de grond zelf, lucht, zonlicht en water.


Slide 3 - Diapositive

Productiefactoren
Arbeid:
Als je al het materiaal verzameld hebt voor je stoel, moet je deze nog in elkaar zetten. We hebben dus arbeid nodig om de stoel daadwerkelijk te kunnen maken. Met arbeid bedoelen we zowel de lichamelijk als geestelijke inspanning die mensen leveren bij het produceren.


Slide 4 - Diapositive

Productiefactoren
Kapitaal:
Het hout moet gezaagd worden, het ijzer moet gesmeed worden, de onderdelen moeten vastgeschroeft worden. We hebben dus materialen/machines nodig om de stoel te maken. Met kapitaal bedoelen we dan ook gereedschappen, gebouwen, machines en voertuigen.


Slide 5 - Diapositive

Productiefactoren
Ondernemerschap:
Het maken van een stoel kost geld. Geld wat je ook had kunnen gebruiken om op vakantie te gaan. Nu je het besteedt aan het maken van een stoel, loop je een risico. Wat als de stoel niet verkoopt? Dan ben jij je geld kwijt. Met ondernemerschap bedoelen we dan ook het risico wat je loopt om winst of                                  verlies te maken.


Slide 6 - Diapositive

Welke productiefactor(en) zie je op
de foto? Verklaar je antwoord.

Slide 7 - Question ouverte

Wat wordt er volgens jou bedoeld met "geestelijke inspanning" bij de productiefactor arbeid?

Slide 8 - Question ouverte

Kaasboer De Jong opent vanwege de grote vraag naar zijn kaas een kaaswinkel in Gouda. Noem drie voorbeelden van kapitaalgoederen die je in de kaaswinkel aantreft.

Slide 9 - Question ouverte

Productiefactoren en beloningen
Tegenover de productiefactoren staat ook een beloning.

  1. Bij natuur is dat pacht.
  2. Bij arbeid is dat  loon
  3. Bij kapitaal is dat huur óf rente
  4. Bij ondernemerschap is dat (hopelijk) winst

Slide 10 - Diapositive

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor natuur is pacht.

Pacht is een beloning voor het verhuren van een stuk grond.

Slide 11 - Diapositive

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor arbeid is loon.

Je ontvangt loon (salaris) als je voor een baas werkt. Daarom is loon ook de beloning voor de productiefactor arbeid.

Slide 12 - Diapositive

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor kapitaal is huur of rente.

Als je een gebouw bezit, kun je dan verhuren. Je ontvangt dan dus huur als beloning.

Als je geld leent om bijvoorbeeld machines te kopen, dan is er sprake van rente.

Slide 13 - Diapositive

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is winst.

Als ondernemer krijg jij de omzet min de kosten (zoals de inkoop, loon, stroom) uitgekeerd. Als dit een positief getal is, dan spreken we van winst.

Slide 14 - Diapositive

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
1

Slide 15 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
2

Slide 16 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
3

Slide 17 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
4

Slide 18 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
5

Slide 19 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
6

Slide 20 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
7

Slide 21 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding rechts. De pijlen geven steeds
een productiefactor of beloning weer. Welke

productiefactor of beloning hoort bij pijl:
8

Slide 22 - Question ouverte

Arbeid- of kapitaalintensief
Vroeger werd veel met de hand gemaakt, dat was dus heel arbeidsintensief. Tegenwoordig worden veel goederen voortaan met behulp van machines gemaakt.

Als er bij de productie van een product sprake is van meer handwerk dan hulp van machines, dan spreken we van arbeidsintensief. Andersom noemen we het kapitaalintensief.

Slide 23 - Diapositive

Bij autofabriek Nedcar werken 1.500 mensen. Toch is de productie in deze autofabriek kapitaalintensief. Leg uit waarom Nedcar toch een kapitaalintensief bedrijf is.

Slide 24 - Question ouverte

Oefenen
Maak opdracht 1, 2, 4, 5, 6 en 7 van bladzijde 180.

Klaar en wil je de opdrachten nakijken?

Slide 25 - Diapositive