Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Generale repetitie
THEMA ORDENING
Slide 1 - Diapositive
Ordening
Slide 2 - Diapositive
Op basis van wat gaan we bij Biologie alle organismen ordenen?
A
Hoe groot dieren zijn
B
Op kleur
C
Bepaalde kenmerken
D
leeftijd
Slide 3 - Quiz
Noem de 4 rijken
Slide 4 - Question ouverte
Bij welk rijk horen deze organismen?
Slide 5 - Question ouverte
Om organismen in een RIJK te kunnen indelen kijk je naar drie eigenschappen
A
celkern-celwand-bladgroenkorrels
B
eencellig-meercellig-geen cellen
C
beweegt wel-beweegt niet-kan lopen
D
warm-koud-lauw
Slide 6 - Quiz
Welk RIJK heeft deze eigenschappen: geen bladgroen-geen celkern-wel een celwand
Slide 7 - Question ouverte
Bij welk RIJK hebben de cellen géén CELWAND?
Slide 8 - Question ouverte
Bij welk RIJK hoort dit organisme?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Geleedpotigen
D
Dieren
Slide 9 - Quiz
Om bier te maken worden nuttige schimmels gebruikt
A
dat is waar
B
dat is niet waar
Slide 10 - Quiz
Horen de SPONZEN bij het plantenrijk of bij het dierenrijk?
A
Plantenrijk
B
Dierenrijk
Slide 11 - Quiz
Het plantenrijk verdeel je in 3 STAMMEN. Welke zijn dit?
A
naaktzadigen en bedektzadigen en planten zonder zaden
B
waterplanten en landplanten en oeverplanten
C
wieren, sporenplanten, zaadplanten
D
bomen, struiken, grassen
Slide 12 - Quiz
Waar hoort deze plant bij binnen de ordening?
A
Naaktzadigen
B
Bedektzadigen
C
bomen
D
landplanten
Slide 13 - Quiz
Bij welke STAM van het plantenrijk hoort deze plant?
A
wieren (algen)
B
sporenplanten
C
zaadplanten
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Je zag een organisme uit het rijk van de DIEREN. In welke klasse hoort dit dier thuis?
A
Holtedieren
B
Wormen
C
Weekdieren
D
Geleedpotigen
Slide 16 - Quiz
Wat is dit?
Slide 17 - Question ouverte
Bij welke STAM van de dieren hoort dit dier?
A
Sponzen
B
Eencelligen
C
Stekelhuidigen
D
Holtedieren
Slide 18 - Quiz
Tot welke STAM behoren de SLANGEN?
A
Wormen
B
weekdieren
C
Gewervelden
D
Geleedpotigen
Slide 19 - Quiz
De slang is een gewerveld dier. Tot welke KLASSE hoort deze?
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vissen
D
Zoogdieren
Slide 20 - Quiz
Is de groep van de SPINNEN een rijk, een klasse of een stam?
A
Rijk
B
Klasse
C
Stam
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Bij welke STAM van het dierenrijk hoort dit beest?
A
Geleedpotigen
B
weekdieren
C
stekelhuidigen
D
Sponzen
Slide 23 - Quiz
Een dolfijn is levendbarend... Bij welke KLASSE hoort dit gewerveld dier?
A
Zoogdieren
B
Vissen
C
Amfibieën
D
Reptielen
Slide 24 - Quiz
Een hond geeft zijn jongen melk, net zoals bij mensen, koeien, katten, apen, varkens, muizen, tijgers, olifanten, geiten enzovoorts. Welke KLASSE behoren deze dieren?
A
Warmbloedigen
B
Landdieren
C
Zoogdieren
D
meercelligen
Slide 25 - Quiz
Komen in de cellen van een Hagewinde bladgroenkorrels voor
A
ja
B
C
nee
Slide 26 - Quiz
Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort
Slide 27 - Question ouverte
Hoe planten bacteriën zich voort?
Slide 28 - Question ouverte
Heeft een gistcel een celwand?
A
ja
B
nee
Slide 29 - Quiz
Tijdens een vakantie aan het strand kom je in het zand een diertje tegen. je weet niet precies wat voor dier het is daarom tel je zijn poten. Het dier heeft 10 poten. Wat is dit voor dier is het ?
A
Een duizenpoot
B
Een kreeftachtige
C
Een insect
D
Een spin
Slide 30 - Quiz
De zaden van een naaldboom zitten tussen schubben van een kegel. De schubben kunnen zich openen en ook sluiten, bijvoorbeeld bij harde regen. Wat is de functie van het openen van de schubben van de kegel