- ik ken de regels voor het maken van het delend lidwoord
- ik kan het delend lidwoord toepassen als ik praat over eten en drinken
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Het delend lidwoord (Ch.5D)
Doelen:
- ik ken de regels voor het maken van het delend lidwoord
- ik kan het delend lidwoord toepassen als ik praat over eten en drinken
Slide 1 - Diapositive
Het delend lidwoord
Bestaat niet in het Nederlands.
Dus... als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.
Slide 2 - Diapositive
Hoezo delend lidwoord?
Omdat het uit twee delen bestaat:
de + le --> du
de + la --> de la
de + l' --> de l'
de + les --> des
Slide 3 - Diapositive
Explication: Delend lidwoord (1)
Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_water, jij neemt_frietjes)
mnl
du
Je bois du café
vrl
de la
Elle mange de la salade
klinker/h
de l'
Je voudrais de l'eau
meerv.
des
Tu prends des frites
Slide 4 - Diapositive
Explication: Delend lidwoord (1)
Vergelijk met het Engelse 'some'.
I drink some coffee, she eats some salad, I would like some water, you take some fries. In het Nederlands zou je het woordje 'wat' erbij kunnen denken.
mnl
du
Je bois du café
vrl
de la
Elle mange de la salade
klinker/h
de l'
Je voudrais de l'eau
meerv.
des
Tu prends des frites
Slide 5 - Diapositive
Delend lidwoord
Let op:
In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :
- (1) na een woord van hoeveelheid
- (2) na een ontkenning
Slide 6 - Diapositive
Delend lidw. --> de/d'
Exemple (1):
J'achète des pommes. -->
J'achète un kilodesde pommes.
J'achète beaucoupdes de pommes.
Slide 7 - Diapositive
Delend lidwoord
Let op:
In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :
- (1) na een woord van hoeveelheid
- (2) na een ontkenning
Slide 8 - Diapositive
Delend lidw. --> de/d'
Exemple (2):
Je mange de la viande. -->
Je ne mange jamaisde lade viande.
Tu ne prends pasde l' d'eau?
Slide 9 - Diapositive
Delend lidwoord
Let op !!!
Na de werkwoorden
aimer / adorer / détester / préférer
krijg je geen delend lidwoord maar een bepaald lidwoord (= le / la / l' / les)
Slide 10 - Diapositive
Delend lidwoord
Exemple:
J'aime dule poisson. = Ik houd van vis.
Ook bij ontkenning:
Je n'aime pasdele poisson. Ik houd niet van vis.
Slide 11 - Diapositive
Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les
Slide 13 - Quiz
Welke uitspraak is fout over het "delend lidwoord"?
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h
Slide 14 - Quiz
Wanneer gebruik je in het Frans het delend lidwoord NIET?
A
bij onbepaalde hoeveelheden
B
wanneer er in het NL geen lidwoord staat
C
in de zin "ik heb veel geld"
D
in de zin "ik heb zakgeld"
Slide 15 - Quiz
Tu veux ... coca ?
Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 17 - Quiz
Wat gebeurt er met het delend lidwoord na: een hoeveelheid / een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les
Slide 18 - Quiz
Welk delend lidwoord?
Je ne mange plus ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la
Slide 19 - Quiz
Delend lidwoord Bij het ontbijt, drink ik melk
timer
1:00
A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait
Slide 20 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: Je ne bois pas ...... eau.
A
de
B
de la
C
de l'
D
d'
Slide 21 - Quiz
Wat gebeurt er met het delend lidwoord na: aimer / adorer / préférer / détester ?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les
Slide 22 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: J'adore ...... frites.
A
de
B
des
C
du
D
les
Slide 23 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 24 - Quiz
Je déteste _______ aubergine. (Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
l'
C
de l'
D
de
Slide 25 - Quiz
Deux kilos ....... pommes (Kies het goede delend lidwoord)