Fictie blok 1

Blok 1 - Fictie
 Fictie en non-fictie
Realistisch en niet-realistisch

Klaar voor de les?
  • Spullen op tafel?
  • Telefoon in het telefoonhotel?
  • Wat rustig tot de les begint.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Blok 1 - Fictie
 Fictie en non-fictie
Realistisch en niet-realistisch

Klaar voor de les?
  • Spullen op tafel?
  • Telefoon in het telefoonhotel?
  • Wat rustig tot de les begint.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Verhaal verder lezen + opdracht 1 maken
  • Uitleg theorie
  • Opdrachten maken in schrift
  • Opdrachten bespreken
  • Uitleg eerste opdrachten voor Leesmap



Wat gaan we doen?
Blok 1

Slide 2 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Kunnen 
Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.

Je weet wat het verschil is tussen realistisch en niet-realistisch.





 
Je kunt verschillende voorbeelden geven van fictie en non-fictie.

Je kunt in eigen woorden uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.



Weten 

Slide 3 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           De dubbelganger 
1
Lees
Klassikaal lezen fragment 'De dubbelganger' (blz. 9)
Maak
Maak opdracht 1
Hoe
Schrift
Tijd
5 minuten
Eerder klaar
Vergelijk je antwoorden met de klasgenoot naast je (zachtjes)
Resultaat
Klassikaal bespreken (namenapp)
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wat je leest en bekijkt in boeken, tijdschriften, op internet en op de televisie, kun je verdelen in twee groepen:








Fictie en non-fictie
 1
Fictie
Non-fictie
Verzonnen verhalen zijn fictie
 Teksten en beelden over de werkelijkheid vallen onder non-fictie

Slide 5 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Verhalen zijn altijd verzonnen. Toch is er veel verschil in de manier waarop schrijvers dingen verzinnen. 











Realistisch en niet-realistisch (blz. 16)
 1
Realistisch
Niet-realistisch
Als een schrijver mensen en gebeurtenissen verzint die erg lijken op de werkelijkheid, noem je het verhaal realistisch. 
Als een schrijver een verhaal verzint met veel dingen die in werkelijkheid niet kunnen, dan is het verhaal niet-realistisch.

Slide 6 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

           De dubbelganger 
1
Lees
Klassikaal lezen fragment 'De dubbelganger' (blz. 9)
Maak
Maak opdracht 2 + 3 + 6
Hoe
Schrift
Tijd
Eerste 5 minuten alleen en in stilte.
Daarna zachtjes overleggen
Eerder klaar
Lees vast Leesmap (blz. 17) + opdracht 8 en 9 door.
Resultaat
Klassikaal bespreken opdracht 2 + 3 + 6
timer
10:00

Slide 8 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Kunnen 
Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.

Je weet wat het verschil is tussen realistisch en niet-realistisch.





 
Je kunt verschillende voorbeelden geven van fictie en non-fictie.

Je kunt in eigen woorden uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.



Weten 
Lesdoel gehaald?

Slide 9 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wat is volgens jou het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is volgens jou het verschil tussen een realistisch en een niet-realistisch verhaal?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb vandaag netjes gewerkt.

Slide 12 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk?
 1

Slide 13 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Opruimen en stoel aanschuiven

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions