Klare taal - les 1-4
1 / 17
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is het werkwoord?
Vincent fietst naar school.
Vincent fietst naar school.
Slide 2 - Question ouverte
Wat is het werkwoord?
Micha kookt rijst.
Micha kookt rijst.
Slide 3 - Question ouverte
Wat is het onderwerp?
Blind houdt van voetbal.
Blind houdt van voetbal.
Slide 4 - Question ouverte
Wat is het onderwerp?
Amelia vouwt een handdoek.
Amelia vouwt een handdoek.
Slide 5 - Question ouverte
Pim leert Nederlands.
... leert Nederlands.
... leert Nederlands.
A
Hij
B
Zij
Slide 6 - Quiz
Oma wil naar huis.
... wil naar huis.
... wil naar huis.
A
Hij
B
Zij
Slide 7 - Quiz
Maak een vraagzin.
Wij eten aardappeltjes uit de oven.
Wij eten aardappeltjes uit de oven.
Slide 8 - Question ouverte
Maak een zin.
vandaag - jullie - op vakantie - gaan
vandaag - jullie - op vakantie - gaan
Slide 9 - Question ouverte
Maak een zin.
morgen - op reis - wij - gaan
morgen - op reis - wij - gaan
Slide 10 - Question ouverte
Je naam schrijf je met een hoofdletter
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Een land schrijf je met een hoofdletter?
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
...........paard springt over de hindernis.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord
timer
1:00
Slide 13 - Question ouverte
........honden blaffen in de tuin.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
timer
1:00
Slide 14 - Question ouverte
....... poesje ziet er snoezig uit.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
timer
1:00
Slide 15 - Question ouverte
.........plant staat in een witte pot.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
timer
1:00
Slide 16 - Question ouverte
......baby'tje slaapt lekker.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
Schrijf de zin over met het juiste lidwoord.
timer
1:00
