Imparfait uitleg

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

L'imparfait

Deze tijd gaan we vandaag leren.

het is de onvoltooide verleden tijd

= Verleden tijd

Bijvoorbeeld:

ik gaf

jij had

hij deed

wij maakten

jullie liepen

zij dansten

Hoe maak je de imparfait?

Stap 1: Je neemt de nous-vorm van een werkwoord.

Bijvoorbeeld:

(donner) donnons

(aimer) aimons

(avoir) avons

(faire) faisons

(aller)  allons

Stap 2: Je haalt -ons ervan af

Bijvoorbeeld:

(donner) donnons donn

(aimer) aimons aim

(avoir) avons av

(faire) faisons fais

(aller) allons all

Stap 3: achter de stam komen de volgende uitgangen:

(Zie volgende dia)

"

Dus:

(donner)  je donnais = ik gaf

(avoir) il avait = hij had

(faire) nous faisions = wij maakten/deden

(aimer) nous aimions= wij hielden van

(faire) vous faisiez= jullie/u maakten/deden

(aller) tu allais= jij ging

Uitzondering: être

Stap 1: Nous vorm = sommes

Stap 2: - ons eraf

Euh....Dat gaat niet :(

De stam van être = ét

Dus:

j'étais = ik was

tu étais = jij was

il était = hij was

nous étions = wij waren

vous étiez = jullie waren/u was

ils étaient = zij waren

Let op:

De verleden tijd van il y a =

Il y avait

il y a = er is / er zijn

il y avait = er was /er waren

Gebruik Imparfait

De imparfait vertelt hoe iets in het verleden wás, niet wat er op een bepaald ogenblik gebeurde. Deze tijd gebruik je bij het beschrijven van:

Een toestand

Ce jour-là, il pleuvait très fort - Op die dag regende het heel hard

Les Parisiennes étaient en colère - De Parijze vrouwen waren boos

Een gewoonte of feit

Chaque matin, le roi recevait ses ministres - Elke ochtend ontving de koning zijn ministers

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

il/elle/on

Nous

Vous

Ils / elles

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.

avait

parlais

habitions

faisaient

étais

achetiez

tu

nous

ils

vous

il

je

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?

1. ai, as, a ons, ez, ont
2. ais, ais, ait, ions, iez, aient
3. e, es, e, ons, ez, ent
4. a, ez, ont, ais, et

Wat is de imparfait van etre?
ik was =

1. je sommais
2. je sommerai
3. j'étais
4. j'éterais

De imparfait vertelt over

1. heden
2. verleden
3. toekomende tijd

Je suis --> imparfait

1. J'avais
2. J'étais
3. Je étais

Je (trouver, imparfait)

1. trouvait
2. trouve
3. trouvais
4. trouvai

Nous (imparfait) ___

1. avons
2. avions
3. aivons
4. avoins

Micheal .... du tennis il y a trois ans. (faire)

Elle.... à la piscine. (être)