interculturele communicatie en diversiteit 1

Interculturele Communicatie
Interculturele communicatie
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Interculturele Communicatie
Interculturele communicatie

Slide 1 - Diapositive

Waar denk je aan bij interculturele communicatie

Slide 2 - Carte mentale

Interculturele communicatie

interculturele communicatie = de communicatie tussen mensen van een verschillende cultuur.

Wanneer je met iemand uit een andere cultuur communiceert, kunnen er misverstanden ontstaan door cultuurverschillen of door een andere kijk op de wereld. 

Slide 3 - Diapositive

Interculturele communicatie 
Diversitieit
Non-verbale communicatie gebruiken
Tolk inzetten bij anderstaligen 
Cultuurverschillen tussen mensen 

Slide 4 - Diapositive

Tips bij interculturele communicatie
  • Probeer je te verdiepen in opvattingen, normen & waarde en omgangsvormen in andere culturen
  • Respecteer andermans mening
  • Luister actief en onbevooroordeeld
  • Spreek duidelijk en niet te snel
  • Gebruik korte zinnen en makkelijke woorden
  • Wees niet te direct of zakelijk

Slide 5 - Diapositive

Interculturele miscommunicatie
OP welke wijze kan het fout gaan ?

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Welke cultuurverschillen worden benoemd in het filmpje?

Slide 10 - Question ouverte

Je kunt interculturele communicatie bevorderen door:
A
je bewust te zijn van je eigen cultuur, waarden en normen en je verdiepen in de cultuur van de ander
B
de waarden en normen uit je eigen cultuur als maatstaf te nemen.
C
veel gebaren te gebruiken, want die betekenen in elke cultuur hetzelfde.
D
ervan uit te gaan dat waarden, normen en culturele gewoonten onveranderlijk zijn.

Slide 11 - Quiz

Culturele diversiteit
= de verscheidenheid aan culturen binnen een specifieke regio

Slide 12 - Diapositive

culturele
diversiteit

Slide 13 - Carte mentale

Wat is cultuur?

Slide 14 - Diapositive

Cultuur wordt bepaald door
- Culturele afkomst
- Taal/lichaamstaal
-Leeftijd
- Rituelen
- Nationaliteit
- Sekse en Seksuele gaardheid
-Referentiekader/waarden en normen
- Religie
- Taalgebruik, etc

Slide 15 - Diapositive

Diversiteit
= grote verscheidenheid

Slide 16 - Diapositive

Diversiteit 
Mensen verschillen in:
- Culturele afkomst
- Leeftijd
- Sekse
- Nationaliteit
- Seksuele gaardheid
- Religie
- Taalgebruik
- etc.

Slide 17 - Diapositive

Hoe noem je het feit dat mensen verschillen o.a. afkomst, leeftijd, sekse, nationaliteit, seksuele geaardheid, religie en taalgebruik?
A
Diversiteit
B
Culturele identiteit
C
Interculturele communicatie

Slide 18 - Quiz

Noem drie voorbeelden van culturele diversiteit in Nederland

Slide 19 - Question ouverte

pauze ?

Slide 20 - Diapositive

opdracht 
Beschrijf voor jezelf wat je belangrijk vind als je 84 jaar bent , als je denkt aan je eigen cultuur en achtergrond .


Slide 21 - Diapositive

  • Veel zorgafhankelijke ouderen zijn erg kwetsbaar en vinden het moeilijk om assertief te zijn en hun wensen duidelijk kenbaar te maken.
  •  In veel culturen is assertiviteit helemaal niet vanzelfsprekend, maar zijn beleefdheid en respect voor ouderen sturende waarden.



Slide 22 - Diapositive

Andere culturen 
  • ‘Blijf altijd denken in mensen en niet in culturen.
  • Echter is kennis van de culturele achtergrond van degene die je ontmoet en van je eigen cultuur juist nodig om de goede vragen te stellen en om elkaar beter te leren kennen.’

Slide 23 - Diapositive

Hoe noem je het feit dat mensen verschillen o.a. afkomst, leeftijd, sekse, nationaliteit, seksuele geaardheid, religie en taalgebruik?
A
Diversiteit
B
Culturele identiteit
C
Interculturele communicatie
D
Autonomie

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Welke gezegde of uitdrukking kan nog meer tot (culturele) miscommunicatie leiden?

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Geef minimaal 3 eigenschappen die je nodig hebt bij interculturele communicatie

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Tips bij interculturele communicatie
  • Probeer je te verdiepen in opvattingen, normen & waarde en omgangsvormen in andere culturen
  • Respecteer andermans mening
  • Luister actief en onbevooroordeeld
  • Spreek duidelijk en niet te snel
  • Gebruik korte zinnen en makkelijke woorden
  • Wees niet te direct of zakelijk

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Pinto
Het doel van de Drie Stappen Methode (DSM) is om vooroordelen weg te nemen, de normen en waarden van de ander beter te begrijpen en te respecteren en de eigen grenzen duidelijk aan anderen kenbaar te maken.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Stappenplan uitgebreid 
Stap 1: Je eigen (cultuurgebonden) normen en waarden leren kennen. Welke regels en codes zijn van invloed op je denken, handelen en communiceren?
  
Stap 2: De (cultuurgebonden) normen, waarden en gedragscodes van de ander leren kennen. Scheid meningen over het gedrag van de ander van de feiten. Onderzoek wat het ‘vreemde’ gedrag van de ander betekent.

Stap 3: Bepaal hoe je in de gegeven situatie met de geconstateerde verschillen in normen en waarden omgaat. Bepaal vervolgens waar je grenzen liggen wat betreft aanpassing aan en acceptatie van de ander. Maak deze grenzen aan de ander duidelijk.

Slide 34 - Diapositive

Welke piramide is hiernaast te zien?
A
Piramide van Maslow
B
Piramide van Pinto

Slide 35 - Quiz

Volgens Pinto bestaat goede interculturele communicatie uit drie stappen, de juiste volgorde is als volgt:
A
1. Wat zijn de waarden en normen van de ander? 2.Wat zijn je eigen waarden en normen? 3. Hoe kun je dan in een bepaalde situatie met elkaar omgaan?
B
1. Hoe kun je in een bepaalde situatie met elkaar omgaan? 2. Wat zijn de waarden en normen van een ander? 3. Wat zijn je eigen waarden en normen?
C
1. Wat zijn je eigen waarden en normen? 2. Wat zijn de waarden en normen van de ander? 3. Hoe kun je dan in een bepaalde situatie met elkaar omgaan?
D
1. Hoe kun je in een bepaalde situatie met elkaar omgaan? 2. Wat zijn je eigen waarden en normen? 3. Wat zijn de waarden en normen van een ander?

Slide 36 - Quiz

afronding 
Wat neem je mee naar je werk ?

Slide 37 - Diapositive