H3B start herhalen 32 33

Terugbliklessen
Deze LessonUp doorloop je zelfstandig. Het is een herhaling van de stof van hoofdstukken 32 en 33. Dit zijn belangrijke hoofdstukken voor het PTO. 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Terugbliklessen
Deze LessonUp doorloop je zelfstandig. Het is een herhaling van de stof van hoofdstukken 32 en 33. Dit zijn belangrijke hoofdstukken voor het PTO. 

Slide 1 - Diapositive

Wat is er belangrijk bij argumentatie?

Slide 2 - Carte mentale

Verschil tussen mening en argument

Slide 3 - Carte mentale

LEES HST 32
Neem nu 7 min de tijd om hst 32 nog eens door te lezen. 
Blz. 130
Je krijgt hier straks vragen over.

timer
7:00

Slide 4 - Diapositive

Schrijf hier een argumentatie met twee ONJUISTE argumenten voor het standpunt:
'De scholen moeten volledig open gaan'.
timer
5:00

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf hier een argumentatie met twee
GELDIGE argumenten voor het standpunt: 'De scholen moeten voor de helft dicht blijven'.
timer
5:00

Slide 6 - Question ouverte

Morgen & vrijdag
Korte lessen!Neem je samenvatting mee van hst 34

Let op: je werkt deze week als huiswerk weer een uur in je leerplan Numo van grammatica. 
Je kunt achterin je boek blz. 86 t/m 199 veel theorie (informatie) vinden.
Vrijdag 17.00 check ik of je een uur hebt gewerkt. 

Slide 7 - Diapositive

Terugblikles 2 - maandag
Deze LessonUp doorloop je zelfstandig. Het is een herhaling van de stof van hoofdstukken 33. 
Dit is een belangrijk hoofdstuk voor het PTO. 
Let op: PTO wordt toch alleen 32, 33 en 34

Slide 8 - Diapositive

LEES HST 33
Neem  7-10 min de tijd om hst 33 nog eens door te lezen. 
Als je een vraag hebt, kun je deze zo stellen. 

Je krijgt hier zo vragen over. 
timer
7:00

Slide 9 - Diapositive

hst 33: Maak deze redenering logisch af:
'Als het regent, dan...'

Slide 10 - Question ouverte

Denk om P en Q
P is de oorzaak: 'als'.
Q is het gevolg: 'dan'. 
Als het regent (P), dan word je nat (Q). 

Slide 11 - Diapositive

Wat is P en wat is Q?
Als je wordt aangereden, dan ga je dood.
A
Als je wordt aangereden (P), dan ga je dood(Q).
B
Als je wordt aangereden(Q), dan ga je dood(P).

Slide 12 - Quiz

Als je je huiswerk niet maakt, dan moet je nablijven.
A
Als je je huiswerk niet maakt(Q), dan moet je nablijven(P).
B
Als je je huiswerk niet maakt(P), dan moet je nablijven(Q).

Slide 13 - Quiz

De plantjes gaan groeien als de zon schijnt
A
De plantjes gaan groeien(Q) als de zon schijnt (P)
B
De plantjes gaan groeien(P) als de zon schijnt (Q)

Slide 14 - Quiz

Als de zon schijnt (P), verbrand je gezicht (Q).
Je gezicht verbrandt (Q),
Dus de zon schijnt (P).
goed
fout

Slide 15 - Sondage

Als ik douche(P), heb ik mijn schoenen uit. (Q)

Ik heb mijn schoenen uit (Q)
Dus ik sta onder de douche (P)

A
Geldig
B
Ongeldig

Slide 16 - Quiz

Je verdrinkt als je niet kan zwemmen.
Je kan niet zwemmen (P)
Dan verdrink je (Q)
A
Geldig
B
Ongeldig

Slide 17 - Quiz

Wat is een verzwegen argument?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is hier een tussenargument?
John is arts, dus hij rijdt in een Volvo.
A
Artsen rijden vaak in een Volvo
B
Als je John heet, wil je een Volvo
C
John is arts
D
John rijdt een Volvo

Slide 19 - Quiz

Wat is hier een tussenargument?
Zara is ijdel, dus zij draagt parfum van Chanel.
A
Zara is ijdel.
B
Zara draagt Chanel parfum.
C
Als je ijdel bent, draag je dure parfum.
D
Als je Chanel draagt ben je ijdel.

Slide 20 - Quiz

Verzin hier een eventueel tussenargument:
Mevrouw W. is dik, want zij viert graag een feestje.

Slide 21 - Question ouverte

Morgen de laatste les!

Slide 22 - Diapositive