Les 3t, oefentoets zinsdelen

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond (mits aanwezig) 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Diapositive

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad 
  • Schrift
  • Pen

Slide 3 - Diapositive

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 4 - Question ouverte

Welkom
Pak je 
 je schrift of een blaadje
en je pen. En ga in toetsopstelling zitten. 

We gaan een oefentoets Zinsdelen maken. 
timer
3:00

Slide 5 - Diapositive

Vandaag

  • Herhaling grammatica zinsdelen 
  • Maken proeftoets 
  • Stellen van vragen en gelegenheid voor extra uitleg 

  • Evaluatie 

Slide 6 - Diapositive

H2 NN - Taalverzorging
Woordvolgorde in samengestelde zinnen 

Slide 7 - Diapositive

Leerdoelen
-  Je weet hoe je de persoonsvorm moet spellen.     
Je weet hoe je de pv, ond, lv, mv en bwb kunt benoemen. 
Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.   

Slide 8 - Diapositive

Oefentoets
Maak de oefentoets.
Morgen bespreken en kans om nog vragen te stellen.

Klaar? Maak deze test om te kijken welk niveau je scoort.

Vrijdag is de toets over zinsdelen. 

Slide 9 - Diapositive

Heb je nog                      vragen?

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag
Maak opdracht 3 en 5 op blz 30/31. Dat is ook het huiswerk.
Kijk antwoorden Taalverzorging H2 na, staat op Magister bij les van vrijdag. 
 



timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

Heb je nog                      vragen?

Slide 12 - Diapositive

Theorie (pv - wwg - ond)
pv = persoonsvorm
Zet de zin in een andere tijd --> pv verandert mee.
Hij heeft honger --> Hij had honger.
wwg = werkwoordelijk gezegde
- Alle werkwoorden uit de zin.
- Soms is hij gesplitst: De oma loopt niet door.
- 'te' hoort er ook bij: Hij zit altijd te praten.
- Moet goed klinken.
ond = onderwerp
Wie/wat + wwg? 
Waarom heeft de kleuter nooit gelogen? 
(wie/wat heeft gelogen? = de kleuter)

Slide 13 - Diapositive

Lijdend voorwerp
- Stel de vraag: WAT (WIE) + WG + O?
Het antwoord is het LV.

VB.| Ik | pluk | de appels.
          o.      wg.         lv
- Niet elke zin heeft een LV.
- LV begint NOOIT met een VZ. 

Slide 14 - Diapositive

5. Lijdend voorwerp
- Stel de vraag: WAT (WIE) + WG + O?
Het antwoord is het LV.

VB.( Ik )| (pluk) | de appels.

- Niet elke zin heeft een LV.
- LV begint NOOIT met een VZ. 

Slide 15 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Aan wie/voor wie + gezegde + ond + lv

Als er geen lv in de zin staat, staat er ook geen mv in.

Mijn moeder / geeft / een cadeau  / aan mijn vader.
       ond                wwg            lv                           mv

Slide 16 - Diapositive

zo vind je het meewerkend voorwerp
1  Noteer pv, ow, wg en lv
2 Stel de vraag: aan wie + wg + ow + lv
3 Controleer of je aan weg kunt laten.

       De leerling heeft een vraag aan de docent gesteld.

Slide 17 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Als je de zin tot nu toe goed hebt ontleed, is alles wat overblijft bwb.

Het kan dus zijn dat je geen bwb hebt, maar ook dat je 10 bwb's hebt.

Slide 18 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
  • Mogelijk meerdere in een zin!
  • Geeft antwoord op vragen als: waar / wanneer / hoe / waarom / etc.
  • Ook vraagwoordjes zelf zijn een BWB.
  • Ook kleine zinsdelen als: niet / altijd / ook / misschien / etc. zijn een BWB.
  • Overgebleven zinsdelen. 

Slide 19 - Diapositive

Lesdoel gehaald?
Aan het einde van deze les:  
  • Je weet hoe je de persoonsvorm moet spellen.     
  • Je weet hoe je de pv, ond, lv, mv en bwb kunt benoemen. 
  • Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.                                


Slide 20 - Diapositive

Lesdoel gehaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Huiswerk
H2 - TAALVERZORGING 

Maken opdracht 1 t/m 5 op blz 60/61


Slide 22 - Diapositive

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 23 - Diapositive

Opdracht: ontdek de persoonsvormen 
en noteer die per zin. 
1. Wanneer je langdurig pijn hebt, moet je naar de huisarts gaan. 
2. Ze at haar pizza op, terwijl ze tv zat te kijken. 
3. Hoewel het weinig uitmaakt, zou ik toch voor dit type spijker kiezen. 
4. Je kunt wel zien, dat hij gek op haar is. 
5. Zoals de agent al aangegeven had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro. 
6. Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.




timer
6:00

Slide 24 - Diapositive

Antwoorden 
1. Wanneer je langdurig pijn hebt, moet je naar de huisarts gaan. 
2. Ze at haar pizza op, terwijl ze tv zat te kijken. 
3. Hoewel het weinig uitmaakt, zou ik toch voor dit type spijker kiezen. 
4. Je kunt wel zien, dat hij gek op haar is. 
5. Zoals de agent al aangegeven had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro. 
6. Ik vind het niet aardig dat je dat zegt, maar je hebt wel een beetje gelijk.




Slide 25 - Diapositive

Van enkelvoudige naar 
samengestelde zinnen
Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)

Marloes neemt drinken mee en Levi zorgt voor de broodjes. 
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord en). 

Slide 26 - Diapositive

Van enkelvoudige 
naar samengestelde zinnen
Ik ga naar de tandarts. Ik heb kiespijn.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)
Ik ga naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord want). 

Slide 27 - Diapositive

Lesdoelen:
Aan het einde van deze les:
  • Ik kan  het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen.
  • Ik weet wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken.
  • Ik heb  geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 28 - Diapositive

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 29 - Question ouverte