Lesson - 14/04

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Toets Theme 4
10 mei
Vocabulary A t/m I
stones 10, 11 en 12
grammar 10, 11 en 12

Slide 2 - Diapositive

Planning
Uitleg grammar 11 - Present Simple & Present continuous
Uitleg grammar 12 - Possessive pronouns
Opdrachten maken





Slide 3 - Diapositive

Present simple 
vs. 
Present continuous

Slide 4 - Diapositive

Present simple vs. continuous
De present simple en present continuous zijn allebei tegenwoordige tijden.
Er zit verschil in wanneer je welke moet gebruiken.

We gaan beginnen met de present simple.

Slide 5 - Diapositive

Present simple vs. continuous
De present simple is beter bekend als de SHIT-regel.
Je gebruikt de present simple bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig voorkomen.


SHE, HE & IT krijgen een S na het werkwoord.
I work in the garden every Saturday.                        Water boils at 100 degrees.
He works in the garden every Saturday.                 She runs faster.
S
H
I
T
-regel

Slide 6 - Diapositive

Present simple vs. continuous
De SHIT-regel geldt niet alleen bij he, she & it.
De regel geldt ook als het gaat over:
 - 1 persoon (bijv. Bob, Jane, my father enz.)
 - 1 dier (the dog, cat, fish, cow, enz.) 
 - 1 ding (chair, table, computer, book enz.)

My father works at a construction company.
The dog sleeps a lot.                                 The computer works fine.

Slide 7 - Diapositive

Present simple vs. continuous

Slide 8 - Diapositive

Present simple vs. continuous
De present continuous gebruik je voor dingen die NU bezig zijn.
Ook gebruik je de continuous bij irritatie.
tip: In het Nederlands gebruik je vaak: "aan het"

Je maakt de continuous met:
am, is, are - werkwoord - ing
v.b. She is working in the garden right now.

Slide 9 - Diapositive

Present simple vs. continuous
Hoe weet je wanneer je de continuous moet gebruiken?
Let op signaalwoorden in de zin:
- (right) now
- at the moment
- currently

Slide 10 - Diapositive

Present simple vs. continuous
LET OP 1:

soms veranderd de spelling van een woord.
 als een woord eindigt op:
 - e --> dan gaat de e eraf (love --> loving)
      (!! see --> seeing & be --> being) 

Slide 11 - Diapositive

Present simple vs. continuous
LET OP 2: 

Bij werkwoorden van 1 lettergreep met een korte klinker (a,e,o,u,i) verdubbeld de laatste medeklinker.
chat --> chatting. put --> putting. 

Slide 12 - Diapositive

Present simple vs. continuous
Kort samengevat:
Present simple / shit-regel
Wanneer: feiten, gewoontes, regelmaat
Hoe: bij he/she/it & als het gaat over 1 pers., dier, ding: ww + s

Present continuous
Wanneer: nu bezig, irritatie
Hoe: am/is/are + ww + ing

Slide 13 - Diapositive

Present simple vs. continuous
Als het goed is kun je nu het verschil tussen de present simple & present continuous toepassen in Engelse zinnen.

Slide 14 - Diapositive

Possessive pronouns

Slide 15 - Diapositive

Possessive pronouns
= bezittelijke voornaamwoorden

Deze woorden geven aan dat iets van iemand is (bezitting) 

Je kunt op 2 manieren zeggen dat iets van jou of iemand anders is 
--> 

Slide 16 - Diapositive

Possesive pronouns
This is my car  --> This car is mine 

He is your brother --> that brother is yours 

That book is from him --> that book is his

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Welke opdrachten moet je maken:
Maak de opdrachten op het stencil:
Stones opdrachten: 21, 22, 23, en 24.
Grammatica opdrachten: 25, 26, 27 en 28.
Bladzijde 17

Wat moet ik doen als ik klaar ben:
Dan kan je bezig met slimstampen op Stepping Stones online.
Grammar, stones en vocabulary.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 25, 26, 27 en 28. 
Bladzijde 20

Slide 20 - Diapositive