Schule

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Schule

Lernziele

- We kijken naar een filmpje

- We maken een rooster in het Duits

- We gaan in het Duits spreken over school en het rooster

Eerste schooldag = Einschulung = Feest!

Basisschool = Grundschule

In Nederland gaan de meeste kinderen vanaf 4 jaar naar school. In Duitsland gaan de kinderen vanaf 6 jaar tot 10 jaar naar de basisschool en dan niet perse direct op hun 6e verjaardag, maar wanneer het nieuwe schooljaar begint. De Duitse basisschool telt 4 groepen en in Nederland 8. Het eerste jaar is de 1e Klasse en de basisschool is klaar na de 4e Klasse. 

Na het basisonderwijs: Realschule, Hauptschule of Gymnasium

Kinderen die naar de basisschool gaan, zijn na het 4e jaar rijp voor de volgende school, het voorgezet onderwijs. De meeste zijn dan 10 of 11 jaar. In het laatste jaar krijg je advies naar welke school je kind hierna mag en moet je je kind inschrijven voor de Hauptschule, Realschule of het Gymnasium.

 

Hauptschule kun je vergelijken met het VMBO, Realschule is te vergelijken met MAVO/HAVO en Gymnasium met VWO-GYMNASIUM-ATHANEUM.

Cijfer	Omschrijving
1	sehr gut - zeer goed
2	gut - goed
3	befriedigend - voldoende
4	ausreichend - voldoende
5	mangelhaft - twijfelachtig
6	ungenügend - onvoldoende

Noten in Deutschland

Erdkunde

Biologie 

Geschichte

Sport 

Chemie

Niederländisch, Englisch, Deutsch, Französisch

Kunst

Mathe

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Zaterdag

Zondag

Montag

Dienstag

Mittwoch

Donnerstag

Freitag

Samstag

Sonntag

Sprechen

Auf welche Schule gehst du?

Ich gehe auf die Realschule. 

Ich gehe auf das Gymnasium. 

In welche Klasse gehst du?

Ich gehe in die achte Klasse.  

Wie sieht dein Stundenplan aus?

Wann hast du Mathe / Deutsch?

Am Montag habe ich die erste Stunde Deutsch.

zweite

dritte

vierte

fünfte

sechste

siebte

achte

Dienstag

Mittwoch

Donnerstag

Freitag

Samstag

Sonntag

Englisch

Geschichte

Kunst

Mathe

Erdkunde

Französisch

Chemie

Physik

Je kunt het natuurlijk ook met tijden beschrijven, bijvoorbeeld: Um halb vier habe ich Erdkunde.

Wie findest du Deutsch?

Wie findest du Geschichte?

Ich finde Deutsch

Deutsch finde ich 

Englisch

Geschichte

Kunst

Mathe

Erdkunde

Französisch

Chemie

Physik

super!

blöd!

interessant!

toll!

leicht!

schwierig!

langweilig!

Was ist dein Lieblingsfach?

Mein Lieblingsfach ist Deutsch!

1. Auf welche Schule gehst du? - Ich gehe in die Realschule.  
2. In welche Klasse gehst du? - Ich gehe in die achte Klasse. 
3. Wann hast du Mathe? - Am Montag die erste Stunde habe ich Mathe. 
4. Wie findest du Englisch? - Englisch finde ich toll!

Mach dein Stundenplan!

1. Je tekent een leeg rooster. 
2. Vul het rooster in het Duits in. Het moet niet je eigen rooster te zijn, maar wel een realistisch schoolrooster.

Ziel

Ich kann meinen Stundenplan beschreiben und meine Meinung über die Fächer ausdrücken. 

Sprechen

1. Pak je ingevulde rooster erbij en zorg dat jouw klasgenoot deze niet ziet. 

2. Eén persoon gaat zijn rooster beschrijven. Zorg voor afwisseling. Geef ook aan wat je van het vak vindt.

Bijv. Am Montag die dritte Stunde habe ich Geschichte. Geschichte finde ich langweilig. 

3. De andere persoon vult het lege rooster in. Schrijf de vakken in het Nederlands op. 

Am Montag die erste Stunde habe ich Sport.

Am Montag habe ich um halb zwölf Deutsch.

Maak gebruik van de Sprachmittel op blz. 86 en 99.