zth 4 Basis herhalingsles Taalverzorging

zth 4 Basis herhalingsles Taalverzorging
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

zth 4 Basis herhalingsles Taalverzorging

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
We nemen kort alle leerstof voor de toets door en oefenen met elk onderdeel.
Iedereen weet waaraan zij of hij nog moet werken.
Alle vragen zijn gesteld en beantwoord.
We maken er een leerzame les van.

Slide 2 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens (blz. 36)

Slide 3 - Diapositive

als mensen diep moeten nadenken tekenen ze vaak poppetjes op papier

Verbeter deze zin, gebruik hoofdletters en leestekens

Slide 4 - Question ouverte

Aan elkaar of los (blz. 76)

Slide 5 - Diapositive

Wat is niet goed?
A
Hij zwaait zijn oma uit.
B
Hij heeft zijn oma uit gezwaaid.
C
Zij komt hem meestal uitzwaaien.
D
Na het uitzwaaien ga ik lekker uitwaaien.

Slide 6 - Quiz

Meervoud (blz. 116)

Slide 7 - Diapositive

Welk meervoud klopt?
A
kalven
B
kalfen
C
kalfjes
D
kalveren

Slide 8 - Quiz

Foutloos spellen (blz. 156)

Slide 9 - Diapositive

Waarschijnlijk wordt in januari begonnen met de reenovatie van de dorpskerk.
Verbeter de fout.

Slide 10 - Question ouverte

Voor het knippen van mijn nagels gebruik ik een nagelsknipper.
Verbeter de fout.

Slide 11 - Question ouverte

Werkwoordspelling (blz. 40, 80, 120, 160)

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Over twintig minuten ______________ (landen t.t.) het vliegtuig uit de Verenigde Staten.

Slide 16 - Question ouverte

Waarom heb jij geen souvenir voor mij ____________________ (meenemen v.d.) uit Brazilië?

Slide 17 - Question ouverte

Waarom ----- jij de maandag een vervelende dag?
A
vind
B
vinden
C
vondt
D
vindt

Slide 18 - Quiz

Lastige werkwoorden (blz. 44)

Slide 19 - Diapositive

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Het is een vorm van het werkwoord kennen, kunnen, liggen of leggen.
Vorige week _________________ (vt) Hamid bijna de Engelse woordjes die hij moest leren.

Slide 20 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Het is een vorm van het werkwoord kennen, kunnen, liggen of leggen.
Een tijdje geleden ________________ (vt) er nog vijf gevulde koeken in de trommel.

Slide 21 - Question ouverte

Woordvolgorde in samengestelde zinnen (blz. 84)

Slide 22 - Diapositive

Er liggen enorme plassen op de weg. Het heeft hard geregend. (omdat)


Plak de twee losse zinnen aan elkaar. Gebruik het verbindingswoord/voegwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik komma’s waar dat nodig is.

Slide 23 - Question ouverte

Verwijswoorden (blz. 124)

Slide 24 - Diapositive

Jouw winterjas vind ik niet zo mooi, maar [dat / die] van Mark is prachtig.
Welk verwijswoord kies je?

Slide 25 - Question ouverte

Trappen van vergelijking.
Als/dan (blz. 164)

Slide 26 - Diapositive

Wat is de vergrotende en de overtreffende trap van lekker?

Slide 27 - Question ouverte

De letters op een tablet zijn op klaarlichte dag niet zo goed leesbaar _________ in het donker.
Kies je als of dan?

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Doelen van deze les
We nemen kort alle leerstof voor de toets door en oefenen met elk onderdeel.
Iedereen weet waaraan zij of hij nog moet werken.
Alle vragen zijn gesteld en beantwoord.
We maken er een leerzame les van.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive