VWO 5 - Clase 6_periodo 1: Comprensión oral (24-09-2024)

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

    zv5_sptl1
     Clase 6 del periodo 1
     ¡Bienvenidos!

Slide 3 - Diapositive

Los objetivos de la lección
Comprensión oral: Discribir los objetos en español.

Slide 4 - Diapositive

¿Qué necesitamos para describir un objeto?
  • En primer lugar, necesitamos una buena pronunciación para hacer el examen;
  • Saber cómo utilizar los adjetivos españoles;
  • Opinar en español y explicar la opinión;
  • Saber suficiente palabras y el uso de la gramática española.

Slide 5 - Diapositive

La comprensión oral
Voor het mondelinge examen krijgen jullie van de docent drie afbeeldingen die jullie vervolgens moeten omschrijven. Jullie beschrijven de afbeelding a.d.h.v. wat jullie zien. Denk aan kleur, eventuele afmetingen, materiaal van waar het gemaakt is etc. Daarnaast geven jullie ook een mening die jullie vervolgens toelichten. Denk eraan dat de mondelinge in volledige zinnen moeten zijn en niet in losse woorden.

Slide 6 - Diapositive

Palabras claves para utilizar durante el examen
Fondo = achtergrond
Primer plano = voorgrond
Veo = ik zie
Hay = er is/er zijn
Parece a / parecen a = het lijkt op

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

El uso de ser y estar
Voor het beschrijven van materialen heb je twee vormen van het werkwoord "ser" nodig; es (enkelvoud) en "son" (meervoud). Daarnaast heb je ook het voorzetsel "de" nodig en dit betekent "van". Dit geldt uiteraard ook voor "estar":


El libro es de papel. - Het boek is van papier.
Los periódicos son de papel. - De kranten zijn van papier.
La bicicleta está hecha de metal y parcialmente de madera. - De fiets is van metaal hout en deels van hout.

Slide 9 - Diapositive

¡Vamos a practicar!

Slide 10 - Diapositive

Vamos a describir las seguientes imágenes

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

¡OJO!
Bij de mondeling is het belangrijk dat je alleen datgene benoemt wat je ziet. Maak het niet ingewikkeld voor jezelf en laat je absoluut niet door de zenuwen beïnvloeden zo voorkom je fouten. Dus ga niet zaken erbij verzinnen alleen omdat je denkt dat het moet.

Slide 16 - Diapositive

Opinar en español
In het Spaans zijn er twee manieren om een mening te uitten; bevestigend en ontkennend. Het is belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de juiste tijd van de werkwoorden:


Afirmativo (bevestigend): indicativo
Negativo (ontkennend): subjuntivo

Raadpleeg de Libro de Referencias voor het gebruik van de subjuntivo.

Slide 17 - Diapositive

Afirmativo (indicativo)
Creer que (geloven dat) + indicativo
Pensar que (denken dat) + indicatio
Opinar que (van mening zijn dat) + indicativo
Imaginar que (voorstellen dat) + indicativo



¡OJO! De "indicativo" zijn alle tijden behalve de subjuntivo!



Slide 18 - Diapositive

Ejemplos del afirmativo (indicativo)
Creo que él pintor hace mucho esfuerzo.
Ik geloof dat de schilder veel moeite doet.
Pienso que la botella está hecha de vidrio.
Ik denk dat de fles van glas is gemaakt.
Opino que este hombre va a tardar para la reunión.
Ik ben van mening dat de meneer te laat voor zijn vergadering zal zijn.
Imagino que esta prenda es demasiada costosa.
Ik kan mij voorstellen dat deze stof zeer prijzig is.

Slide 19 - Diapositive

Negativo (subjuntivo)
No creer que (niet geloven dat) + subjuntivo
No pensar que (niet denken dat) + subjuntivo
No opinar que (niet van mening zijn dat) + subjuntivo
No imaginar que (niet voorstellen dat) + subjuntivo


¡OJO! De subjuntivo wordt anders vervoegd dan de presente (tegenwoordige tijd)!


Slide 20 - Diapositive

Ejemplos del negativo (subjuntivo)
No creo que él pintor haga mucho esfuerzo.
Ik geloof niet dat de schilder veel moeite doet.
No pienso que la botella esté hecha de vidrio.
Ik denk niet dat de fles van glas is gemaakt.
No opino que este hombre vaya a tardar para la reunión.
Ik ben niet van mening dat de meneer te laat voor zijn vergadering zal zijn.
No imagino que esta prenda sea demasiada costosa.
Ik kan mij niet voorstellen dat deze stof zeer prijzig is.

Slide 21 - Diapositive

¡A trabajar!
Escribe dos frases: una frase en que das tu opinión de forma afirmativa y la otra en negativa. Utiliza los ejemplos que están en este LessonUp, pero tienen que ser tus propias frases.

¡Consejo! 
Utiliza el vocabulario para que puedas buscar nuevas palabras. Puedes usar tanto el vocabulario físico como en línea: https://www.interglot.com/ 
timer
20:00

Slide 22 - Diapositive

Para la próxima clase
  • Ve Somtoday para los deberes;
  • Si tienes alguna duda, no dudes escribirme a través Somtoday o Teams.

Slide 23 - Diapositive

Periodo 1
Semana 48: 25 nov - 1 dic

PW510: Kunst en cultuur
Leesvaardigheid en woordenschat (inclusief examenidioom) en literatuur.

PW511: Spreekvaardigheid
Een object beschrijven, waardeoordeel geven en beargumenteren.

Slide 24 - Diapositive


¿Qué has aprendido hoy?

Slide 25 - Question ouverte

¿Hay preguntas?


Slide 26 - Diapositive

¡Hasta la próxima clase!

Slide 27 - Diapositive