Architectuur les 1

Architectuur
ARCHITECTUUR

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Architectuur
ARCHITECTUUR

Slide 1 - Diapositive

Planning 
  • Een nieuw blok, waar werken we naartoe?
  • Wat is architectuur? 
  • De zes kenmerken van architectuur. 
  • Zelf verdiepen: Modernisme & structuralisme & Postmodernisme 
  • Klassikaal bespreken met voorbeelden

Slide 2 - Diapositive

Waar werken we naartoe? 


Tot aan de kerstvakantie bezig met Architectuur en Design.
Toetsvorm: Architectuurtocht + theorie designopdracht


= 4 lessen
alle kennis uit de lessen / boek heb je nodig.



Slide 3 - Diapositive

Vandaag: ARCHITECTUUR


UITLEG OVER:
 De 6 architectuurkenmerken: functie, vorm, omgeving, constructie, materiaal en visie. Waar kan je allemaal op letten?


ZELF VERDIEPEN:
Drie architectuurstromingen: modernisme, structuralisme, postmodernisme. (van de vijf in totaal)

Slide 4 - Diapositive

ARCHITECTUUR...
Waar denk jij aan?

Slide 5 - Diapositive

WAT IS ARCHITECTUUR?
Architectuur is de kunst van de gebouwde omgeving: 
gebouwen, woningen, interieurs, meubels, landschappen, pleinen, parken, stoep, viaducten, bruggen, speeltuinen...


Centraal staat altijd:
Schoonheid, Stevigheid & Bruikbaarheid 

Slide 6 - Diapositive

De 6 architectuurkenmerken 
Om iets over architectuur te kunnen vertellen...

  1. Functie (doel?)
  2. Vorm 
  3. Omgeving
  4. Materiaal
  5. Constructie 
  6. Visie
TIP
Maak aantekeningen

Slide 7 - Diapositive

1. Functie
  • Aan de vorm > functie herkennen

  • Kerk had een klokkentoren + Gerechtsgebouw een statige, klassieke entree met zuilen 

  • Vaakuniverseel idee bij het uiterlijk  van een gebouw, denk maar eens aan.. Schoolgebouw, hotel, winkelcentrum, bibliotheek, appartementencomplex, kantoor. 


Slide 8 - Diapositive

2. Vormen
  • Symmetrische vormen (Klassieke gebouwen)
  • Eenvoudige, strakke vormen (Moderne gebouwen)
  • Organische, natuurlijke vormen 


  • Nieuwe technologie maakt het tegenwoordig mogelijk om complexe, organische vormen te ontwerpen. 

Slide 9 - Diapositive

Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen

Slide 10 - Diapositive

Vorm
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. 

Slide 11 - Diapositive

Vorm
Organische vormen zijn niet-geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

3. Omgeving
  • Architectuur die aansluit bij de omgeving vs. contrast.

  • Architect > bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt (opvallend!)



Slide 14 - Diapositive

Omgeving
Een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt
Omgeving
1 met de omgeving versus contrast

Slide 15 - Diapositive

4. Materiaal
De gebruikte materialen dragen  bij aan de uitstraling van een gebouw. 

  • Bankgebouwen:                                   luxe materialen (marmer)
  • Typisch Hollands:                                 metselwerk met bakstenen (vertrouwd                                                                           uiterlijk)
  • Bij het modernisme (19e eeuw):    beton, staal en glas 


Slide 16 - Diapositive

Materiaal
De gebruikte materialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een gebouw. 

Slide 17 - Diapositive

5. Constructie
Letterlijk betekent constructie het samenvoegen van verschillende delen

  • In de architectuur zorgt de draagconstructie ervoor dat een gebouw overeind blijft staan: De muren, vloeren en fundering dragen samen het gewicht.

  • In moderne architectuur: sprake van zichtbare skeletbouw 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

6. Visie
  • Architect heeft altijd een visie =  idee over hoe een gebouw eruit moet zien en moet functioneren om er prettig in te wonen, te werken of samen te leven. 

Verschil in visies:
  • Less is more (Functie voorop, geen overbodige decoraties, modernisme)
  • Less is a bore (Weinig is saai: uitbundige kleuren, versieringen, vormen)

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

6 Architectuur stromingen vanaf 1900

Vandaag:
Modernisme, Structuralisme, Postmodernisme

Volgende week:
Supermodernisme, Neotraditionalisme

Slide 22 - Diapositive



 
  1. Functie
  2. Vormen
  3. Omgeving
  4. Materiaal
  5. Constructie
  6. Visie (idee/uitspraak?)
  7. Zoek goed voorbeeld + architect





Vul het werkblad zo uitgebreid mogelijk in. 

Gebruik internet + boek H.13





Opdracht: 
Word expert in 1 architectuurstroming
timer
30:00

Slide 23 - Diapositive

Modernisme
1920-1970

Slide 24 - Diapositive

STRUCTURALISME
        1960-1990

Slide 25 - Diapositive

POSTMODERNISME
1980-2000

Slide 26 - Diapositive

Modernisme
- Form follows function
- Zakelijke architectuur
- Beton en staal
- Geen decoraties
- Licht en ruimte
- Less is more
vanaf 1920

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Structuralisme
- De menselijke maat
- Kleinschaligheid
- Geschakelde blokken
- Community gevoel
= ontmoeting voorop
= reactie op modernisme

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Postmodernisme
- Uitbundige kleuren
- Speelse, gekke details
- Vrije (vreemde?) vormen
- 'Grappig'

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Lien

Volgende week
  • Behandelen 2 overige architectuurstromingen
  • Creatieve opdracht: zijn de 5 architectuurstromingen begrepen?

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Wel Postmodern


Niet Postmodern


Slide 36 - Question de remorquage

Wel Postmodern

Niet Postmodern

Slide 37 - Question de remorquage