3TL Organen en cellen basisstof 1 + 2

Biologie
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Biologie

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- Intro biologie in de bovenbouw

- Boeken 'biologie voor jou'

- Start thema 1 Organen en Cellen

Slide 2 - Diapositive

Waarom heb je voor biologie gekozen?

Wat vonden jullie leuk aan biologie?

Waar ben je goed in binnen de biologie?

Wat verwacht je van het komende jaar en de docent?

Slide 3 - Diapositive

Klas 3 = start examen

PTA = Programma van Toetsing en Afsluiting

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen behalen?
* Biologie voor jou
* Lesson Up
* Practicum
* www.biologiepagina.nl




Slide 6 - Diapositive

Start thema 1: Organen en cellen

Slide 7 - Diapositive

Basisstof 1: Organismen

Slide 8 - Diapositive

Leerdoel basisstof 1
Ik kan 9 levenskenmerken van organismen noemen.

 

Ik kan het verschil beschrijven tussen een levensloop en een levenscyclus.

Slide 9 - Diapositive

levenskenmerken?
De 7 levenskenmerken zijn:
Ademhalen
Voeden
Uitscheiden
Waarnemen
Bewegen
Voortplanten
Groeien

Slide 10 - Diapositive

Organismen
Alle organismen hebben levenskenmerken.

Als iets leeft, is het een organisme. 


Geen levenskenmerken = LEVENLOOS

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Levenskenmerken

Slide 13 - Diapositive

Levenskenmerken
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • reageren op prikkels
  • bewegen
  • voeden
  • stofwisseling
  • ademhalen
  • uitscheiden

Slide 14 - Diapositive

levensloop: een individu heeft een levensloop, doordat voor elk individu het leven eindigt met de dood
levenscyclus: een soort heeft een levenscyclus. doordat individuen zich blijven voortplanten blijft de soort bestaan

Slide 15 - Diapositive

Levensfasen

Slide 16 - Diapositive

Een organisme vertoont levenskenmerken.

Een dood organisme vertoont geen levenskenmerken meer

Een object dat nooit levenskenmerken vertoond heeft is levenloos

Slide 17 - Diapositive

Wat is er niet levenloos?
A
Steen
B
Hout
C
Spijker
D
Speelgoedrobot

Slide 18 - Quiz

Iets is dood als, ...
A
het nog levenskenmerken vertoont
B
het geen levenskenmerken meer vertoont
C
nooit levenskenmerken vertoond heeft

Slide 19 - Quiz

Wat zijn levenskenmerken?
A
hoe groot en zwaar een organisme is
B
kenmerken van een levend organisme
C
de ontwikkeling van een organisme
D
kenmerken van een dood organisme

Slide 20 - Quiz

Een wezen dat de levenskenmerken had, maar niet meer heeft.
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
Organisme

Slide 21 - Quiz

wat is geen levenskenmerk?
A
groeien
B
voortplanten
C
praten
D
bewegen

Slide 22 - Quiz

Wat is dood?
A
een blad aan de boom
B
een tak op de grond
C
een egel in winterslaap
D
een wortel van een boom

Slide 23 - Quiz

Wat is levenloos?
A
Benzine
B
Koperdraad
C
Leren jas
D
Kikker

Slide 24 - Quiz

Maak nu de opdrachten van basisstof 1 
timer
15:00

Slide 25 - Diapositive

Basisstof 2: De bouw van een organisme

Slide 26 - Diapositive

Leerdoelen basisstof 2
Ik kan beschrijven dat organismen opgebouwd zijn uit organisatieniveaus.

 

Ik kan in een afbeelding van de romp van de mens de organen benoemen.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

zet van klein naar groot

A
organisme-orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel
B
weefsel-orgaan-cel-organisme-orgaanstelsen
C
cel-orgaan-orgaanstelsen-weefsel-organisme
D
cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme

Slide 32 - Quiz

Hoe noem je de stof tussen de cellen van een weefsel?

Slide 33 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde, van groot naar klein:
cellen, orgaanstelsels, organen en weefsels

Slide 34 - Question ouverte

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en ...................?

Slide 35 - Question ouverte

Wat voor weefsel is dit?
A
kraakbeenweefsel
B
huidweefsel
C
botweefsel
D
spierweefsel

Slide 36 - Quiz

Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Slide 37 - Quiz


Dit orgaan heeft meerdere functies. Wat doet dit orgaan nog meer?
A
Het maakt voedsel
B
Het verteert voedsel
C
Het vergroot voedsel
D
Het maakt het bloed schoon

Slide 38 - Quiz

Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen
D
Geen van beide hebben organen

Slide 39 - Quiz

Een orgaan is
A
Een groep cellen met dezelfde functie
B
Een groep weefsels die samen een deel vormen met een bepaalde functie

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Vidéo

Maak de opdrachten van basisstof 2 thema 1

Slide 42 - Diapositive