Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Dag 1 - thema 10
Woorden
Thema 10: Regels en Straf
1 / 18
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
18 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Woorden
Thema 10: Regels en Straf
Slide 1 - Diapositive
ander
niet hetzelfde ding
niet dezelfde persoon
zin:
Ik wil een koekje met chocola. Wil jij een
ander
koekje?
zin:
Deze vrouw vind ik aardiger dan die
andere
vrouw.
1
Slide 2 - Diapositive
bedoelen (ww)
duidelijk maken wat je wilt zeggen
je wilt dat iemand je begrijpt
werkwoord
ik bedoel - wij bedoelen
zin:
Vandaag is het goed weer om te fietsen. Wat
bedoel
je? Ik begrijp je niet!
zin
: Naar de tandarts gaan vind ik moeilijk. >
Bedoel
je dat ik mee moet gaan?
2
Slide 3 - Diapositive
het
beetje
een klein deel
niet veel
zin:
Er is een
beetje
eten over.
zin:
Ik heb een
beetje
dorst.
3
Slide 4 - Diapositive
begrijpen (ww)
weten wat iemand bedoelt
weten wat iets betekent
werkwoord
ik begrijp - wij begrijpen
zin:
Wat moet ik doen? Ik
begrijp
het niet.
zin:
Zij
begrijpt
de opdracht heel goed.
4
Slide 5 - Diapositive
bespreken (ww)
praten/ spreken over iets
werkwoord
ik bespreek - wij bespreken
zin:
De oefening is klaar. De docent
bespreekt
nu de oefening in de klas.
5
Slide 6 - Diapositive
betalen
(ww)
geld geven om iets te kopen
werkwoord:
ik betaal - wij betalen
zin:
Ik koop eten, ik
betaal
bij de kassa.
zin:
Ik
betaal
met pin.
6
Slide 7 - Diapositive
Wat betekent het woord: "ander"?
1
A
hetzelfde
B
verschillend
C
2 gelijke dingen
D
niet dezelfde persoon
Slide 8 - Quiz
Deze pen is niet van mij, hij is van een ..............
1
Slide 9 - Question ouverte
Waar lees je de betekenis van het woord 'bedoelen'?
2
A
het doel
B
heleboel
C
iets duidelijk maken
D
onduidelijk maken
Slide 10 - Quiz
Waar wordt het woord bedoelen goed gebruikt?
2
A
Hij bedoel dat hij het niet wil
B
De leerling bedoelen iets anders dan de docent
C
De leerling legt uit wat hij bedoelt.
D
Ik bedoelt het goed
Slide 11 - Quiz
Wat bedoelen wij met het woord
'het beetje'?
3
A
Heel veel
B
niet veel
C
een hoop
D
een klein deel
Slide 12 - Quiz
Het brood is bijna op, we hebben nog een klein ........
3
Slide 13 - Question ouverte
Ik weet wat het woord betekent, dus ik ......... het woord.
4
A
krijg
B
begrijp
C
bedoel
D
controleer
Slide 14 - Quiz
Als wij in de klas praten over iets dan.........
5
A
bespreken wij iets
B
betalen wij iets
C
gooien wij iets
D
krijgen wij iets
Slide 15 - Quiz
Wat is goed?
6
A
Ik betaal 1 pizza en krijg 1 pizza extra.
B
Ik koop 3 pizza's voor €2.89.
C
Hij houden niet van pizza.
D
1 pizza kost €2.89.
Slide 16 - Quiz
Wat bedoelen wij met het woord "betalen"?
6
A
geld krijgen
B
geld geven om iets te kopen
C
iets ontvangen
D
cadeau geven
Slide 17 - Quiz
Ik ga naar de kassa om mijn boodschappen te ...........
6
Slide 18 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
WOORDEN Regels en straf dag 1
Mars 2024
- Leçon avec
19 diapositives
ISK
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
Dag 1 - thema 10
Janvier 2024
- Leçon avec
19 diapositives
Dag 1 - thema 10
Mars 2024
- Leçon avec
19 diapositives
22 januari 2024
Mars 2024
- Leçon avec
32 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
WOORDEN Regels en straf dag 2
Mai 2023
- Leçon avec
22 diapositives
ISK
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
2.7: wat zegt u?
Septembre 2023
- Leçon avec
48 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Thema 10 Disk woordenschat Regels en straf
Mars 2024
- Leçon avec
56 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Dag 2 - Thema 10
Janvier 2024
- Leçon avec
16 diapositives