Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Maandag 30 januari
Welkom
Weektaak nakijken
Leerdoelen
Weektaak
SO 3.1 en 3.2
Aantekeningen 3.2
Slide 1 - Diapositive
Nakijken
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Slide 3 - Diapositive
Verdrag van Versailles
1919: Verdrag van Versailles ondertekend door Duitsland en geallieerden
Verdrag van Versailles: Verdrag waarmee in 1919 de Eerste Wereldoorlog werd beëindigd. Duitsland kreeg alle schuld van de oorlog en werd zwaar gestraft.
Slide 4 - Diapositive
Verdrag van Versailles
De Duitsers moesten stukken land afstaan
Het Duitse leger mocht niet groter zijn dan 100.000 man
Duitsland mocht geen echte vloot en luchtmacht meer hebben
Duitsland moest herstelbetalingendoen aan Frankrijk, Engeland en België:
- Herstelbetaling:Groot geldbedrag dat een land na een oorlog moet betalen, zodat andere landen hun oorlogsschade kunnen herstellen
Slide 5 - Diapositive
Duitsland
Herstelbetalingen waren te hoog voor Duitsland
De Duitsers waren ontevreden.
Ze verdienden niet genoeg
Het was een schande, ze waren in de steek gelaten door de regering
Slide 6 - Diapositive
Ontevredenheid in Italië
Italianen waren niet blij met hun parlementaire democratie (H2)
Het parlement overlegd veel, maar doet weinig aan de armoede in Italië
Slide 7 - Diapositive
Mussolini
1924: Mussolini werd regeringsleider
Hekel aan democratie
Eigen ideeën over de samenleving
Wilde een dictatuur in Italië
Dictatuur: Een persoon heeft de totale macht in een land
Slide 8 - Diapositive
Mussolini - Fascisme
Fascisme: Antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische beweging
Antidemocratisch
Totalitair: de overheid heeft alles voor het zeggen in een land
Gewelddadig
Nationalistisch:
Slide 9 - Diapositive
Italiaans Rijk
Mussolini droomde van een groot Italiaans Rijk zoals het Romeinse Rijk
Het Romeinse rijk
Slide 10 - Diapositive
Wat gebeurde in andere landen?
Economisch ging het zeer goed.
Jaren 1920: Mensen waren optimistisch en de economie bloeide
Vooral in Amerika:
Fabrieken draaiden goed;
Mensen konden luxe spullen kopen -> Consumptie steeg.
Krediet: geld lenen van de bank
Slide 11 - Diapositive
Jaren ’20: Luxeproducten
Slide 12 - Diapositive
Economische wereldcrisis;
de Beurskrach
Einde aan de welvaart in 1929
Economische crisis begon in Amerika en verspreidde zich over de wereld.
Slide 13 - Diapositive
Crisis in Amerika
Amerikaanse fabrieken produceren te veel. Ze hebben enorme voorraden.
De fabrieken ontslaan werknemers, omdat ze minder willen gaan produceren.
De ontslagen werknemers besteden minder geld, omdat ze geen inkomen meer hebben.
Er wordt steeds minder verkocht, en daarom moeten er steeds meer mensen ontslagen worden.
Er komen steeds meer werkelozen, en steeds meer fabrieken gaan failliet.
Ook banken gaan failliet, omdat de werkeloos geworden arbeiders hun leningen niet meer kunnen afbetalen. De Amerikaanse economie raakt in een crisis.
Slide 14 - Diapositive
De Beurskrach leidt tot..
Grote crisis in Duitsland
Duitsland kan de herstelbetalingen niet meer doen
De bevolking is boos en wilt af van 'het Verdrag van Versailles'