KEUZEVOORZETSEL UITLEG Lesversie

Naamvallen
Voorzetsels en keuzevoorzetsels
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Naamvallen
Voorzetsels en keuzevoorzetsels

Slide 1 - Diapositive


Dit ken je al: Voorzetsels voor de 3de en 4de naamval!

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, entgegen
(hierna komt altijd de 3e naamval (Dativ)

durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
(hierna komt altijd de 4e naamval (Akkusativ)

Slide 2 - Diapositive

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 3 - Quiz

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 4 - Quiz

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 5 - Quiz

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 6 - Quiz

Keuzevoorzetsels

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar, toestand)

                                                                                       wann? (=wanneer, tijd)

Er sitzt auf dem Stuhl (m) (Wo?, toetstand)

Das hat er vor einem Monat (m) gemacht (Wann?, tijd)


Slide 9 - Diapositive

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen, bewegingsrichtig)


Der Ball rollte unter das Auto (o)

Der Vogel fliegt auf den Baum (m)


Slide 10 - Diapositive

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord op deze vragen?
--> 7/2 Regel
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval
Ich warte auf meine Mutter. (4de)
Er weiß sehr viel über mich. (4de)
Ich war gut in der Klassenarbeit (3de)
 

Slide 11 - Diapositive

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 12 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 13 - Quiz

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 14 - Quiz

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 15 - Quiz

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 16 - Quiz

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 17 - Quiz

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 18 - Quiz

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 19 - Quiz

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 20 - Question ouverte

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 21 - Question ouverte

Lastig?
Blijf vooral oefenen. Je kunt in de volgende slides nog meer online oefenen! 
Maar stuur ook een mailtje als je het niet snapt.
Het is altijd mogelijk om voor het PW nog even online af te spreken voor extra uitleg!

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Lien

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 26 - Question ouverte

Der Vater wartet auf d.. Ankunft (v) des Zuges.

Slide 27 - Question ouverte

Die Schüler sprechen über d.. neue Deutschlehrerin (v).

Slide 28 - Question ouverte

Ich fürchte mich vor eur.. Hund (m).

Slide 29 - Question ouverte

Viele Sportler beteiligen sich an d.. Olympischen Spielen (mv.).


Slide 30 - Question ouverte

Wir freuen uns auf Ihr.. Besuch (m).

Slide 31 - Question ouverte

Sie kann nicht auf dein.. Vorschlag (m) eingehen.

Slide 32 - Question ouverte

An welch.. Tag kommt ihr denn an?

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Lien

Slide 35 - Lien

Slide 36 - Lien

Slide 37 - Lien