Nederlands klas 2 introles

Welkom bij Nederlands!
Quiz!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Quiz!

Slide 1 - Diapositive


Vraag 1: Wat voor een soort tekst is dit?

A
gedicht
B
gebruiksaanwijzing
C
krantenartikel
D
voorleesboek

Slide 2 - Quiz

Vraag 2: Een uitdrukking

Zo gezond als een ...
A
vis
B
hond
C
kip
D
pauw

Slide 3 - Quiz

Vraag 3: spelling

Welk woord is GOED geschreven?
A
interresant
B
portomonnee
C
encyclopedie
D
onmiddelijk

Slide 4 - Quiz

Vraag 4: woordenschat
Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?

A
gezegde
B
synoniem
C
alinea
D
afbeelding

Slide 5 - Quiz

Vraag 5: lezen
Uit welke boekenserie komt deze illustratie?
A
Hugo
B
Het leven van een loser
C
Niek de Groot
D
Dagboek van een muts

Slide 6 - Quiz

Vraag 6: uitdrukking Wat betekent:
Je ziet er
bedrukt uit?
A
dat je er verdrietig uitziet
B
dat je er moe uitziet
C
dat het lijkt of je onder het kopieerapparaat lag
D
dat je er goed uitziet

Slide 7 - Quiz

Vraag 7: grammatica
In welke zin staan precies drie werkwoorden?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.

Slide 8 - Quiz

Vraag 8: gesprekken
Hoe noem je
wat iemand ergens van vindt?
A
interview
B
doorvragen
C
feit
D
mening

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Vraag 9: grammatica
Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 11 - Quiz

Vraag 10 .Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."

Slide 12 - Question ouverte

Vraag 11: Zet de zin in de verleden tijd:
Zij gaat naar Rotterdam.

Slide 13 - Question ouverte

Vraag 12: een uitdrukking
Hoge bomen vangen veel .....
A
regen
B
vogels
C
water
D
wind

Slide 14 - Quiz

Vraag 13: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
pannekoek
B
daarintegen
C
gedachtegang
D
aggressief

Slide 15 - Quiz

Vraag 14: grammatica
Hoe noem je het woord in hoofdletters?
WAAROM vind jij Nederlands leuk?
A
zelfstandig naamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Vraag 15: woordenschat
Wat is een synoniem voor "realistisch"?
A
vreemd
B
echt
C
sterk
D
anders

Slide 17 - Quiz

Vraag 16: lezen
Wat is geen tekstdoel?
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
reageren

Slide 18 - Quiz

Vraag 17: grammatica
Wat is geen wederkerend voornaamwoord?
A
me
B
haar
C
je
D
zich

Slide 19 - Quiz

Vraag 18: spelling
Welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb de wijzigingen ......
A
verwerkt
B
verwerkd
C
gewerkt
D
verwerkdt

Slide 20 - Quiz

Vraag 19: woordenschat
Wat is een ander woord voor "kosteloos"?
A
eenvoudig
B
gratis
C
snel
D
zonder

Slide 21 - Quiz

Vraag 20: grammatica
Wat is dit voor een soort woord?
De auto rijdt SNEL.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 22 - Quiz

Huiswerk
Volgende les graag meenemen:
- boek
- schrift
- snelhechter

Slide 23 - Diapositive