Les 6 H2 Marktvormen en hun marktevenwicht

Economie
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Economie

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling stof vorige les
  • Bespreken opdrachten vorige les 
  • Theorie hoofdstuk 2 Marktvormen en hun evenwicht
  • Zelf opdrachten maken

Slide 2 - Diapositive

Herhaling vorige les
  • Wat is het verschil tussen een concrete markt en een abstracte markt?
  • Welke 3 elementen bepalen de marktstructuur?
  • Wat is het verschil tussen heterogene producten en homogene producten?
  •  Welke 5 marktvormen kennen we?

Slide 3 - Diapositive

Opdrachten bespreken

Slide 4 - Diapositive

Wat gebeurt hier met
de vraaglijn?

Bij welke vraagveranderende factor hoort dit?

Slide 5 - Diapositive

Marktvormen en hun marktevenwicht
Waarvan is sprake bij een marktevenwicht?
  • De gevraagde hoeveelheid is gelijk aan de aangeboden hoeveelheid
  • Alle producenten maximaliseren hun winst 

Slide 6 - Diapositive

Dit verschilt per marktvorm
  • Bij volkomen concurrentie hebben aanbieders geen invloed op de prijs
  • Bij alle andere marktvormen wel. Er is dan geen collectieve aanbodlijn 

Slide 7 - Diapositive

Wanneer is sprake van volkomen concurrentie:
  1. Veel vragers en veel aanbieders
  2. homogeen product
  3. vrije toe- en uittreding: 'er wordt op lange termijn geen winst gemaakt'
  4.  Transparante markt
  5. iedereen gebruikt dezelfde productietechnologie

Slide 8 - Diapositive

Marktevenwicht bij volkomen concurrentie:
Snijpunt van de vraag- en aanbodlijn
MO = MK

Winst = TO - TK = (TO/q - TK/q) * q = (p -GTK) * q

Slide 9 - Diapositive

Waarom kan er geen winst worden gemaakt?
Als er winst wordt gemaakt, leidt dit tot nieuwe toetreders, omdat er geen toetredingbarrière is.
Is er dus winst? dan komen er nieuwe aanbieders
Dit gebeurt net zo lang totdat er geen winst meer is.
De prijs wordt dus uiteindelijk even hoog als de minimum GTK-lijn. (op korte termijn dus wel winst mogelijk, op lange termijn niet)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Monopolistische concurrentie
Wat was dat ook alweer: hetzelfde als volkomen concurrentie, maar dan met een heterogeen product: consumenten vinden de producten verschillend van elkaar. Bijvoorbeeld restaurants in Emmen.

Slide 14 - Diapositive

Gevolg?
Monopolistische concurrentie kent geen collectieve aanbodlijn
Toetredingsdrempels ontstaan
Iedere aanbieder is net iets anders dan haar concurrenten.
Er blijft dus ook winst bestaan.

Slide 15 - Diapositive

Monopolie
Een monopolist is een prijszetter: hij kiest een prijs op de collectieve vraaglijn.
Een monopolist wil ook zijn winst maximaliseren: MO=MK
MK is bij een monopolist hetzelfde als bij andere aanbieders, de MO is wel anders.

Slide 16 - Diapositive

MO van een monopolist
Een monopolist kan maar op één manier meer producten verkopen: de prijs verlagen. Als hij dus meer producten wil verkopen, zal de opbrengst van een nieuw verkocht product (MO) dus lager zijn dan de vorige.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Oligopolie
Een oligopolie heeft altijd een lagere prijs dan een monopolie
Streeft namelijk ook naar winst, maar moet wel rekening houden met concurrenten.

Slide 19 - Diapositive

Is discriminatie altijd verkeerd?

Slide 20 - Diapositive

Prijsdiscriminatie voor monopolisten
Voor verschillende consumenten verschillende prijzen hanteren, zodat je een zo hoog mogelijke winst kunt behalen.

Bijvoorbeeld: kinderkaartjes
voor pretparken

Slide 21 - Diapositive

Wanneer toe te passen?
2 voorwaarden:
  1. Onderlinge doorverkoop is niet mogelijk
  2. De consumenten zijn (legaal) in marktsegmenten te verdelen.

Slide 22 - Diapositive

Marktvormen en welvaart
Welvaart kan gemeten worden als surplus.
Onderscheid in consumentensurplus en producentensurplus.
Hoe meer aanbieders, hoe hoger het consumentensurplus en hoe lager het producentensurplus.

Slide 23 - Diapositive

Welvaartsverlies
Wanneer een marktvorm geen volkomen concurrentie is, is deze markt niet 'perfect' omdat de markt niet voor optimale surplus zorgt.
Dit noemen we welvaartsverlies

Slide 24 - Diapositive

Schematische weergave welvaartsverlies
Door de marktvorm wordt
het PS groter, het CS
kleiner, maar de afname
bij CS is groter dan de 
toename bij het PS

Slide 25 - Diapositive

Zelf aan de slag
Begin met opgave 7 van paragraaf 2

Slide 26 - Diapositive

Volgende week
Praktische opdracht

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive