Vragenvuur Afweer

Waar kun je ziek van worden?
1 / 20
suivant
Slide 1: Question ouverte
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Waar kun je ziek van worden?

Slide 1 - Question ouverte

Noem drie manieren om ziek worden te voorkomen.

Slide 2 - Question ouverte

Welke cellen in je lichaam zijn betrokken bij de ziektebestrijding?

Slide 3 - Question ouverte

Waarom krijg je koorts?

Slide 4 - Question ouverte

Wanneer iemand corona heeft gehad, worden er antistoffen tegen het virus gevonden in de bloedbaan. Welke cellen zijn hiervoor verantwoordelijk?
A
De macrofagen
B
De B-cellen
C
De T-cellen
D
De fagocyten

Slide 5 - Quiz

Kees heeft geen antistoffen tegen het coronavirus in zijn bloed. Kan hij Covid-19 gehad hebben?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Is het inspuiten van antistoffen uit paardenbloed voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en Kunstmatig
B
Passief en Natuurlijk
C
Actief en Kunstmatig
D
Actief en Natuurlijk

Slide 7 - Quiz

Hanna is gebeten door een hond met rabiës (virus). Geen goed medicijn & dodelijk. Hoe kunnen we haar helpen?
A
Injectie met verzwakt rabiës
B
Injectie met antistoffen tegen rabiës
C
Moedermelk met rabiës laten drinken
D
Moedermelk met antistoffen tegen rabiës laten drinken

Slide 8 - Quiz

Wat is of zijn de reden(en) dat je zo vaak verkouden wordt?
A
je kan geen antistoffen maken tegen het verkoudheidsvirus
B
het verkoudheidsvirus verandert snel
C
er zijn heel veel verschillende verkoudheidvirussen
D
je kunt niet immuun worden voor het verkoudheidsvirus

Slide 9 - Quiz

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Het griepvirus verandert steeds van vorm.

Slide 10 - Quiz

Is iemand die een injectie met antistoffen heeft gehad na een jaar nog steeds immuun? Leg uit.

Slide 11 - Question ouverte

Wanneer je immuun bent voor het coronavirus ben je niet meteen ook immuun tegen het griepvirus. Leg uit met de begrippen antigenen en antistoffen hoe dit komt.

Slide 12 - Question ouverte

Leg uit hoe een vaccin werkt en gebruik hiervoor de woorden antigenen en antistoffen.

Slide 13 - Question ouverte

Antistoffen zijn eiwitten. Waarom niet volwassenen antistofoplossing laten drinken ipv injecteren?

Slide 14 - Question ouverte

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 15 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistof A
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 16 - Quiz

Bepaal de bloedgroep van de donor en van de ontvanger als er het volgende gebeurt:
Antistof-A erbij: klontering
Antistof-B erbij: klontering
A
Donor=A Ontvanger is O
B
Donor=AB Onvanger is O
C
Donor=O Ontvanger is AB
D
Donor=B Ontvanger=A

Slide 17 - Quiz

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 18 - Quiz

Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed.
Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen?
Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen geen resus-antistof

Slide 19 - Quiz

Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder voor en direct na de geboorte inspuiten met antistoffen.
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.

Slide 20 - Quiz