Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Nederlands, les 02-12-2022
Slide 1 - Diapositive
Doel van de les:
Je hebt een overzicht gekregen van de behandelde stof van formuleren en kan deze stof op een toereikende manier toepassen
Slide 2 - Diapositive
Opbouw les
-Meerkeuzeronde
-Open vragenronde
-Rad van signaalwoorden
-Zelfstandig oefenen, overzicht en vooruitblik
Slide 3 - Diapositive
Wat zijn verwijswoorden en signaalwoorden NIET?
A
Verbindingswoorden
B
Woorden die verbanden aan geven bij zinnen, zoals een voorbeeldverband of een toelichtend verband
Slide 4 - Quiz
De volgende zin heeft welke volgorde? 'Marit heeft gisteren de hele dag gedanst.'
A
OPA
(Ow, pv, ander zinsdeel)
B
POA
(Pv, ow, ander zinsdeel)
C
PA
(Pv, ander zinsdeel)
D
AOP
(Ander zinsdeel, ow, pv)
Slide 5 - Quiz
De volgende zin heeft welke volgorde? 'Gisteren heeft Marit de hele dag gedanst.'
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA
Slide 6 - Quiz
De buurman .... ik op de middelbare school heb gezeten heet Frederik en komt uit Oud-Zuid.
A
Waarmee
B
Waarvoor
C
Met wie
D
Over wie
Slide 7 - Quiz
Met wie, waarnaar
Met wie, over wie, voor wie en naar wie gebruik je als er wordt verwezen naar een persoon !
Waarnaar, waarvoor, waarmee en waarover verwijzen niet naar een persoon, maar naar een dieren en dingen.
Slide 8 - Diapositive
Hondje loopt op straat. Er valt iets naar beneden. Het is een blad. Een mooi geel blad. En dan nog één. Gele blaadjes vallen zomaar op de grond. Hondje kijkt omhoog. Dat is raar. Hij plast. Er valt een blad. Het is een groen blad. Hondje loopt door. Hij ziet nog een blad. Het is een mooi rood blad.
Slide 9 - Diapositive
Waarom is deze tekst niet aantrekkelijk geformuleerd?
Slide 10 - Question ouverte
Wanneer gebruik je hen en wanneer gebruik je hun?
Slide 11 - Question ouverte
Rad van signaalwoorden
Slide 12 - Diapositive
Wat vind je nog lastig en wil je aanstaande dinsdag nog extra herhaling over voor de toets?
Slide 13 - Question ouverte
Overzicht:
-Varieer in woordgebruik (denk aan Frederik)
-Varieer in zinsopbouw (OPA, POA etc)
-Gebruik voorbeelden (waarom belangrijk)
-Zet woorden die bij elkaar horen, bij elkaar!
-Varieer in zinslengte
-Creeër verbanden tussen zinnen
Slide 14 - Diapositive
We gaan (naar) TRAINEN
Letterlijk en figuurlijk.
Op de laptop ga je naar FORMULEREN en dan bij elk hoofdstuk staat trainen.
Slide 15 - Diapositive
Voor het laatste deel van de les:
Jullie mogen stemmen voor de Top2000 van dit jaar.