2D 4.4 Vermogen en energie

4.3 over schakelingen
Kennismaken en -> Aan het einde kan je vertellen hoe je vermogen uitrekent (4.4)
Uitleg over vermogen en hoeveel energie een apparaat verbruikt.
Nask
11 maart
Maken van de opdrachten in lesson up
Je kan vermogen uitrekenen aan de hand van de formule.
Heel 4.4 is huiswerk voor de volgende les. 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
naskVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

4.3 over schakelingen
Kennismaken en -> Aan het einde kan je vertellen hoe je vermogen uitrekent (4.4)
Uitleg over vermogen en hoeveel energie een apparaat verbruikt.
Nask
11 maart
Maken van de opdrachten in lesson up
Je kan vermogen uitrekenen aan de hand van de formule.
Heel 4.4 is huiswerk voor de volgende les. 

Slide 1 - Diapositive

Kennismaking
5 minuten

Slide 2 - Diapositive

timer
1:00
Wat zou je willen weten?

Slide 3 - Carte mentale

Aan de slag met de lesstof
Open blz: 

1. uitleg energie
2. uitleg over vermogen

Slide 4 - Diapositive

Vermogen = W (watt)
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.

Is het vermogen hoog, verbruikt het meer energie.

Slide 5 - Diapositive

Wat verbruikt meer elektrische energie?
A
Laptop van 150 W
B
Telefoon van 10 W

Slide 6 - Quiz

Wat verbruikt meer elektrische energie?
A
Telefoon op stand-by 8 W
B
Telefoon als je belt 16 W

Slide 7 - Quiz

Omrekenen
milliwatt -> watt -> kilowatt
Telkens :1000            1w = 0,001 kW 
1 mW = 0,001 W

milliwatt <- watt <- kilowatt
telkens x1000            1 kW = 1000 W 
1 W = 1000 mW

Slide 8 - Diapositive

Reken om:
1kW = __ W
A
10
B
100
C
1000
D
0,1

Slide 9 - Quiz

Reken om:
4 W = __ kW
A
0,04
B
400
C
0,004
D
4000

Slide 10 - Quiz

Vermogen (W) zelf uitrekenen
Oplader van de telefoon heeft een bepaalde spanning
-> Hoe hard iets vooruit geduwd wordt geef je aan met Volt (V)

Er komt dan met een bepaalde stroomsterkte deeltjes naar de telefoon.
-> Grootte van de stroom meet je in Ampère (A) 

Slide 11 - Diapositive

Berekening
Vermogen (watt) = Spanning (volt) x stroomsterkte (ampère)
P = U x I

Bereken de watt van de gloeilamp:
40 V met 1,5 A
40 x 1,5 = ___ W

Slide 12 - Diapositive

Berekening
Vermogen (watt) = Spanning (volt) x stroomsterkte (ampère)
P = U x I

Bereken de watt van de led lamp:
3,5 V met 30 mA
30 mA = ___ A
3,5 x ___ A = ___ W

Slide 13 - Diapositive

Wat is het vermogen van het volgende apparaat:
40 V en 0,7 A
A
28
B
0,28
C
2800
D
2,8

Slide 14 - Quiz