oefentoets Economische dimensie

Oefentoets
Economische dimensie

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets
Economische dimensie

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn de voordelen van zzp'er zijn?
A
Eigen tijd indelen en eigen baas zijn
B
Wisselende inkomsten
C
Winst voor jezelf
D
zelf pensioen opbouwen

Slide 2 - Quiz

Welke is een voorbeeld van informeel arbeid?
A
zorgen voor de zieke buurvrouw
B
zwart werken
C
loondienst
D
verbouwing

Slide 3 - Quiz

Wanneer kun je naar een vertrouwenspersoon binnen een bedrijf?
A
voor onderhandeling over mijn arbeidsvoorwaarden
B
als je je een probleem hebt waardoor je het werk niet goed kunt doen
C
als je wil klagen over jouw baas
D
als je gezondheidsproblemen hebt

Slide 4 - Quiz

Wat is de Kamer van Koophandel?
A
Landelijke organisatie die het Nederlandse handelsregister beheert
B
register van alle winkels
C
ondernemingsplan
D
register van opdrachtgevers

Slide 5 - Quiz

Wat is een contract voor bepaalde tijd?
A
een vast contract
B
min-max contract
C
zes maanden contract
D
een tijdelijk contract

Slide 6 - Quiz

Wat is een beroepsziekte?
A
overspannen zijn
B
een computervirus
C
een gezondsheidsprobleem dat ontstaat door het werk dat je doet
D
als je je ziekmeldt op je werk

Slide 7 - Quiz

Noem een voorbeeld van een krappe arbeidsmarkt?

Slide 8 - Question ouverte

Wat betekent frictiewerkloosheid?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de Arbowet?
A
het recht op gelijke kansen
B
gelijke lonen
C
het recht om veilig en gezond te werken
D
ziekteverzuim

Slide 10 - Quiz

Welke vormen van medezeggenschap bestaan er in een bedrijf?
A
de vakbond
B
Ondernemingsraad
C
PVT
D
de Kamer van Koophandel

Slide 11 - Quiz

Wanneer kun je naar een vertrouwenspersoon binnen een bedrijf?
A
voor onderhandeling over mijn arbeidsvoorwaarden
B
als je je een probleem hebt waardoor je het werk niet goed kunt doen
C
als je wil klagen over jouw baas
D
als je gezondheidsproblemen hebt

Slide 12 - Quiz

Wat staat er in het CAO?

Slide 13 - Question ouverte

Wat doet een vakbond?

Slide 14 - Question ouverte

Welke kenmerken heeft de OR?
A
leden worden gekozen door werknemers
B
als een bedrijf 50 of meer werknemers in dienst heeft
C
controlefunctie binnen een bedrijf
D
geeft instemming over sommige besluiten aan het bestuur

Slide 15 - Quiz

Wat is een verzorgingsstaat?
A
de overheid zorgt voor de gezondheidszorg
B
recht op inkomen bij ziekte
C
De overheid heeft als taak te zorgen voor de bevolking
D
basisvoorzieningen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent vergrijzing?
A
als de bevolking steeds ouder wordt
B
als de kosten voor de zorg oploopt
C
Als de pensioenleeftijd wordt verhoogd
D
als er naar verhouding meer ouderen onder de bevolking zijn

Slide 17 - Quiz

Noem een voorbeeld van een werknemersverzekering?

Slide 18 - Question ouverte

Wat zijn sociale voorzieningen?

Slide 19 - Question ouverte

Wat betekent sociale ongelijkheid?
A
maatschappelijke ongelijkheid
B
als geld oneerlijk verdeeld is over de bevolking
C
Als geld en macht oneerlijk verdeeld is onder de inwoners van een land
D
als er veel werkloosheid is

Slide 20 - Quiz

Hoe betaalt Nederland de verzorgingstaat?

Slide 21 - Question ouverte

Hoe houdt Nederland de verzorgingsstaat betaalbaar?
A
door belastingen te verhogen
B
door burgers meer verantwoordelijk te maken voor zichzelf en de samenleving
C
door mensen sneller aan het werk te krijgen na ontslag of ziekte
D
door pensioenleeftijd te verhogen

Slide 22 - Quiz

Welke horen niet tot de beroepsbevolking?
A
mensen die kunnen, maar niet willen werken
B
jonger dan 15 jaar
C
werklozen
D
Arbeidsongeschikten

Slide 23 - Quiz

Wat verstaat men onder vaste lasten?
A
abonnementen
B
terugkerende uitgaven die je op vaste momenten doet.
C
het budget
D
vervelende kosten

Slide 24 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van vaste lasten?
A
kleren
B
huurlasten
C
gas, water en licht
D
telefoonabonnement

Slide 25 - Quiz

Wat betekent "eigen risico" in een verzekering?
A
de kosten die de je eerst moet maken voordat de verzekering vergoedt.
B
het risico dat je loopt bij het afsluiten
C
kosten die je maandelijks betaalt
D
risico op betalen

Slide 26 - Quiz

Wat is een BKR-registratie?
A
dat betekent dat je schuld hebt
B
registratie van een lening die is aangegaan
C
dat betekent dat de schuld is afgelost
D
een lening die je aangaat

Slide 27 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van duurzame keuzes?
A
recycling
B
met de trein reizen
C
groene energie
D
vliegen

Slide 28 - Quiz

Wat betekent fairtrade?

Slide 29 - Question ouverte

Wat betekent biologisch?
A
gezonde etenswaren
B
produceren volgens fair trade landbouw
C
produceren volgens duurzame landbouw methode
D
eerlijk eten

Slide 30 - Quiz