Taalverzorging les 2 PV tt en vt

Welkom en fijn dat je er bent!

Nodig: computer, lesboek, schrift, pen, leesboek ===> stil lezen

  • Nieuwsflits
  • Lesdoelen
  • Oefenen en aan het werk 
  • Evaluatie les
timer
12:00
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom en fijn dat je er bent!

Nodig: computer, lesboek, schrift, pen, leesboek ===> stil lezen

  • Nieuwsflits
  • Lesdoelen
  • Oefenen en aan het werk 
  • Evaluatie les
timer
12:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

LESDOEL
Persoonsvorm tt en vt

'Aan het einde van deze les kan ik de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen en ik kan de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden goed spellen'.

Slide 3 - Diapositive

Wat is een persoonsvorm?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 5 - Question ouverte

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
'Hij heeft gisteren lekker gegeten'.

Slide 6 - Question ouverte

en wat is de persoonsvorm in deze zin?
'Zij vertelt de waarheid'.

Slide 7 - Question ouverte

en wat is de persoonsvorm in deze zin?
'Zij verloor met tennissen'.

Slide 8 - Question ouverte

En wat is de persoonsvorm in deze zin?
'Gisteren hoopte Sarah nog op een overwinning'.

Slide 9 - Question ouverte

en ...wat is de persoonsvorm in deze zinnen?
'Billy stampte met zijn voeten, omdat hij boos was'.

Slide 10 - Question ouverte

Pak je boek op blz. 32
Persoonsvorm tt. en vt. ....... wat betekent dat eigenlijk?                   
Samen de tekst in het groene gedeelte lezen.

Voorbeelden van tt. en vt. - sterk of zwak:
geven - handelen - kosten - vinden - praten - luisteren - zingen 

=> Denk eerst even na.... ik geef de beurt.
Video-uitleg

Slide 11 - Diapositive

Even oefenen - 't ex-fokschaap

1. de ik vorm van dromen = .....       5. de ik-vorm van rijden = .....
2. de tt van dromen =  hij ........        6. de tt van rijden = hij .........
3. de vt van dromen =  zij ........       7. de vt van rijden = zij .........
4. de vt van dromen = wij ........       8. de vt van rijden = wij ........

Hoe weet je dat? LEG UIT.                Hoe weet je dat? LEG UIT.
schrift en pen

Slide 12 - Diapositive

MAKEN => huiswerk => Plenda

blz. 32 opdracht 1
blz. 33 opdracht 2, 3 en 4

Klaar?  maak opdracht 5*

    

Slide 13 - Diapositive

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 14 - Diapositive