- Hoe kun je jezelf voorbereiden op de eerste toets?
Slide 4 - Diapositive
Anouk gaat machines huren om kleding te maken voor haar eigen kledinglijn. Welke productiefactor herken je?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemersschap
Slide 5 - Quiz
Geef een voorbeeld van een schaars- en vrij goed.
Slide 6 - Question ouverte
Zelfvoorziening.
Consumptiegoed.
kapitaalgoed.
Slide 7 - Question de remorquage
Bas bekijkt iedere maand zijn verwachte inkomen en uitgaven. Deze maand verwacht hij een huur van € 600; euro, maar ook een nieuwe wasmachine die aangeschaft moet worden. Deze kost €395; euro. Welke uitgavensoorten zijn hier te onderscheiden?
Slide 8 - Question ouverte
Waarom dwingt jouw behoefte aan schaarse goederen tot het maken van keuzes?
Slide 9 - Question ouverte
Milan heeft een budget van €20 euro. Hiermee wil hij graag blikjes drinken halen (A) voor € 2,00 euro, maar ook chocolade repen (B) voor € 4,00 euro. Teken de budgetlijn van Milan.
Slide 10 - Question ouverte
Welke oorzaak(en) hebben de veranderingen van de budgetlijnen tot gevolg?
Slide 11 - Diapositive
Waarom kan de schaalvergroting en specialisatie toenemen bij indirecte ruil?
Slide 12 - Question ouverte
Nederlandse prijsstijgingen verder afgenomen met 3% ( Vrij naar: RTL nieuws.nl, 31 augustus 2023). Welke waarde van het geld is in deze zin te herkennen? Licht toe.
Slide 13 - Question ouverte
Ruilfunctie.
Rekenmiddel.
Oppotfunctie
Slide 14 - Question de remorquage
Wat zijn voorbeelden van betalingen met chartaal en giraal geld?
Slide 15 - Question ouverte
Emre had €600; euro op zijn bank. Nu heeft hij €400; op zijn bank. Wat is de procentuele daling van zijn spaargeld?
Slide 16 - Question ouverte
Valerie krijgt 6% opslag. Haar oude loon was €250; euro. Hoeveel gaat Valerie meer verdienen?
Slide 17 - Question ouverte
Suleyman verdient €25; euro per week en Sisi €22,50; euro. Hoeveel procent verdient Suleyman meer dan Sisi?
Slide 18 - Question ouverte
Werkvorm: 'Memoryspel over H1'!
- Tweetallen of drietallen
- 40 memorykaartjes
- Zoek de juiste vraag + het antwoord bij elkaar (20)