Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Lesdoel:
Ik kan / weet:
leestekens gebruiken
persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct spellen.
Slide 3 - Diapositive
hoe bedoel je is toch nergens voor nodig want je snapt zo ook wel wat er bedoeld word of niet soms leestekens en alineas kosten alleen maar extra energie en die wil ik er niet aan besteden hoor scheelt alleen maar ruimte als je die ondingen niet gebruikd
Slide 4 - Diapositive
Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar. Zo weet je waar een nieuwe zin begint en wat waarbij hoort.
Slide 5 - Diapositive
Is er een verschil?
- De leerlingen, die rode sokken aan hebben, gaan naar huis.
- De leerlingen die rode sokken aan hebben, gaan naar huis.
Slide 6 - Diapositive
Is er een verschil?
- ‘Wacht, niet doorrijden!’
- Wacht niet, doorrijden!
Slide 7 - Diapositive
Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
aan het begin van een zin
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
bij namen
Let op; tussenvoegsels (de, van de, etc.) schrijf je zonder hoofdletter als iemands voornaam of voorletter ervoor staat. Maar je schrijft het eerste tussenvoegsel met hoofdletter als er geen voornaam of voorletter staat.
Slide 8 - Diapositive
Hoofdletters: goed of fout?
Zuid-Hollandse
goed = staan
fout = blijven zitten
Slide 9 - Diapositive
Leestekens
Aan het einde van een zin gebruik je een punt, een vraagteken of een uitroepteken.
Zondag vind ik een leuke dag.
Vind jij zondag ook zo'n leuke dag?
Ja! De allerleukste dag zelfs.
Slide 10 - Diapositive
Komma; hierdoor is een zin beter leesbaar
Je gebruikt een komma:
tussen twee persoonsvormen (pv)
Als jij naar school fietst, ga ik met de auto.
voor verbindingswoorden als 'maar', 'omdat', 'want' etc.,
(maar in het algemeen geen komma voor 'en' en 'of'.)
Ik vind jou leuk, omdat jij zo grappig bent.
tussen de delen van een opsomming (maar niet voor 'en')
Op school heb je Nederlands, geschiedenis en biologie op dezelfde dag.
tussen een naam of uitroep en de rest van een zin
Leo, niet zo hard met de deuren slaan!
Hé, wil je iets voor me doen, Gerhard?
Slide 11 - Diapositive
Opdracht
Maken opdracht 1 blz. 34
(deze kijken we samen na)
Als je klaar bent, ga je verder met opdracht 2
(blz. 35).
Als je ook daarmee klaar bent, maak je opdracht 3 (blz. 35)
timer
10:00
Slide 12 - Diapositive
Venlonaren
Enkhuizen
Rienstra
Loire
Italiaanse
Excelsior 31
Fransman
Donald
woord: verliefd
belevenis
ecogroente
voorjaar
relatie
intiem
expeditie
noorden
dinsdag
woord: bevriend
Opdracht 1
Slide 13 - Diapositive
Opdracht 2
1 Iedere zomer gaat Sofie van der Wulp op vakantie naar de Middellandse Zee.
2 Even denkt Han na over de vraag, terwijl meneer Van Dalen op antwoord wacht.
3 Pas op de Amsterdamse Albert Cuypmarkt goed op voor zakkenrollers!
4 Mevrouw A. van der Straten-ter Heide verhuist donderdag naar Zuid-Holland.
5 Is de Kilimanjaro in het noordoosten van Tanzania de hoogste berg van Afrika?
Slide 14 - Diapositive
Persoonsvorm tt (pvtt)
De persoonsvorm is het werkwoord dat zich vormt naar het onderwerp van een zin.
Slide 15 - Diapositive
Hoe vind ik de pv
in een zin?
Slide 16 - Diapositive
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Bij de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, ga je uit van de ik-vorm.
Let op! de ik-vorm is niet hetzelfde als de stam!
Slide 17 - Diapositive
Hoe vind je de ik-vorm?
Je haalt van het hele werkwoord -en af. Je houdt de stamover.
(hele werkwoord = infinitief)
Voorbeeld: werken - en = werk
Voorbeeld: raden - en = rad
Ik rad? Nee! Ik raad
Soms moet je letters toevoegen, veranderen of weglaten om de juiste ik-vorm te krijgen.
Slide 18 - Diapositive
Opdracht
Maken opdracht 1, blz. 37
Als je klaar bent, ga je verder met opdracht 2 en 3 (blz. 37). Deze opdrachten moeten donderdag af zijn.
timer
10:00
Slide 19 - Diapositive
Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Gisteren moesten we naar school, maar vandaag zijn de leerlingen vrij.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Gaan we morgen allemaal tegelijk naar school of in kleine groepen?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Mevrouw Meijer ging in de brabantse gemeente Oisterwijk naar school.