Phrases apprendre 7+9

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

De oplader ligt op tafel.

• De oplader
• Le chargeur
• ligt
• est
• op tafel.
• sur la table.

De oplader ligt op tafel.

Le chargeur est sur la table.

De oplader ligt op tafel.

Is de wifi gratis?

• De wifi
• Le wifi
• is
• est
• gratis?
• gratuit?

Is de wifi gratis?

Le wifi est gratuit?

Is de wifi gratis?

Heb je je laptop?

• Je hebt
• Tu as
• je laptop?
• ton ordinateur portable?

Heb je je laptop?

Tu as ton ordinateur portable?

Heb je je laptop?

Ja maar hij is niet opgeladen.

• Ja
• Oui
• maar hij is
• mais il est
• niet opgeladen.
• déchargé.

Ja maar hij is niet opgeladen.

Oui mais il est déchargé.

Ja maar hij is niet opgeladen.

Het scherm van mijn mobiel is kapot.

• Het scherm
• L'écran
• van mijn mobiel
• de mon portable
• is kapot.
• est cassé.

Het scherm van mijn mobiel is kapot.

L'écran de mon portable est cassé.

Het scherm van mijn mobiel is kapot.

Wat is de code alstublieft?

• Wat is
• Quel est
• de code
• le code
• alstublieft.
• s'il vous plait.

Wat is de code alstublieft?

Quel est le code s'il vous plait?

Wat is de code alstublieft?

Apprendre 9

Ja ik heb veel foto's gedeeld.

• Ja
• Oui
• ik heb gedeeld
• j'ai partagé
• veel foto's.
• beaucoup de photos.

Ja ik heb veel foto's gedeeld.

Oui j'ai partagé beaucoup de photos.

Ja ik heb veel foto's gedeeld.

Werkte het wifi-netwerk?

• Het wifi-netwerk
• Le réseau wifi
• werkte (=PC!)
• a marché?

Werkte het wifi-netwerk?

Le réseau wifi a marché?

Werkte het wifi-netwerk?

Ben je je mobiel kwijtgeraakt?

• Ben je kwijtgeraakt
• Tu as perdu
• je mobiel?
• ton portable?

Ben je je mobiel kwijtgeraakt?

Tu as perdu ton portable?

Ben je je mobiel kwijtgeraakt?

Nee ze hebben mijn mobiel gestolen.

• Nee 
• Non
• ze hebben gestolen(= men heeft gestolen)
• on a volé
• mijn mobiel.
• mon portable.

Nee ze hebben mijn mobiel gestolen.

Non on a volé mon portable.

Nee ze hebben mijn mobiel gestolen.

Het is gebeurd op 3 augustus.

• Het is gebeurd
• C'est arrivé
• op 3 augustus.
• le 3 aout.

Het is gebeurd op 3 augustus.

C'est arrivé le 3 aout.

Het is gebeurd op 3 augustus.

Ik heb aangifte gedaan van diefstal.

• Ik heb gedaan
• J'ai fait
• aangifte van diefstal
• une déclaration de vol.

Ik heb aangifte gedaan van diefstal.

J'ai fait une déclaration de vol.

Ik heb aangifte gedaan van diefstal.