Burgerschap Identiteit en normen en waarden

Lesdoelen
Na deze les weet je : 

- Wat identiteit betekent
- Weet je drie vormen van identiteit te noemen
- Ken je het verschil tussen waarden en normen

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen
Na deze les weet je : 

- Wat identiteit betekent
- Weet je drie vormen van identiteit te noemen
- Ken je het verschil tussen waarden en normen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Identiteit

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Referentiekader
Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat zie je hier?

Slide 4 - Question ouverte

Wat je ziet, heeft te maken met je referentiekader; met de manier waarop je naar dingen kijkt
Identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Gedraag jij je in elke situatie met elke groep/persoon hetzelfde?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Dit heeft te maken met de verschillende onderdelen van je identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'De leden van sportvereniging X vinden het belangrijk dat ze motivatie hebben, hun best doen en proberen te winnen.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mensen die bij een vereniging horen, kijken vaak meer naar elkaar om, steunen elkaar soms financieel als het nodig is en hebben eigen regels en wetten.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ik denk dat ik sociaal, vriendelijk en behulpzaam ben. Ik vind mezelf over het algemeen wel een aardig mens.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarden en Normen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Normen en waarden verschillen
  • Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

  • Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn waarden?

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarden =

  • De principes of uitgangspunten die je belangrijk vindt in het leven

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn normen?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Normen =

  • Regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarden zijn?
A
Wat JIJ belangrijk vindt in het leven
B
Hetzelfde als normen
C
Regels die de wet bepaalt
D
Wat anderen belangrijk vinden

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem zelf eens een aantal voorbeelden van waarden

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Normen zijn?
A
Gezondheid
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij
D
Geschreven en ongeschreven regels

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Norm 

niet liegen

Waarde

Eerlijkheid

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorbeeld van een fatsoensregel?
A
Stoppen voor het zebrapad
B
Dieren niet mishandelen
C
Op tijd komen
D
Niet dronken in het verkeer

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk van de volgende zaken is een waarde?
A
Niet discrimineren
B
Gelijkwaardigheid
C
Niet te laat komen
D
Opstaan voor ouderen in de bus

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn niet te laat komen, niet discrimineren en opstaan voor ouderen dan wel?
A
Norm
B
Waarde

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke norm hoort er bij de waarde:
RESPECT

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke norm hoort er bij de waarde:
RESPECT
Bijvoorbeeld:

Ik sta altijd op voor ouderen (norm), omdat ik respect heb voor ouderen (waarde).

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke norm hoort er bij de waarde
VRIENDELIJKHEID

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke norm hoort er bij de waarde
VRIJHEID

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions