V4 Grieks, bespreking fabel hond (slapend) en wolf

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

V4 Grieks

Het fabel over de slapende hond en de wolf

ἐκαθευδε r. 2. Welke tijd is dit en wat geeft het gebruik van deze tijd aan? Betrek de betekenis van het werkwoord in je antwoord

θησειν r. 3. Welke vorm is dit

1. infinitivus praesens
2. medium gebiedende wijs enkelvoud
3. infinitivus futurum
4. 3e ps mv praes.

r. 2-3. In deze regels zit een gen. absol. Hoe vertaal je deze?

In regel 4-5 zit een tautologie. Dat is wanneer twee keer hetzelfde gezegd wordt met eenzelfde woordsoort. Citeer de tautologie.

r. 5 ἰσχνος : Citeer het tekstelement uit r. 5-7 dat een tegenstelling vormt met ἰσχνος

ὁ μεν... δε r. 8 geeft een tegenstelling aan. Wat is de tegenstelling?

πεισθεις r. 8: Welke vorm is dit

1. part aor. act
2. 2e ev. praesens
3. 2e ev. aor.
4. part aor. pass

r. 10 ἑαυτον r. 10. Naar wie of wat verwijst ἑαυτον?

1. de hond
2. de wolf
3. het voedsel
4. het dank van de boerderij

r. 10 ἐκαλει : Van welke twee klinkers is ει een samentrekking?

ὑπομιμνηισκων r. 10. Wat is het beste voegwoord voor het vertalen van dit participium?

1. hoewel
2. terwijl
3. nadat
4. omdat

Wat zou een andere passende moraal zijn vanuit het perspectief van de wolf?

r. 8-9 μεθ ἡμερας ...t/m r. 9 καθευδοντα . Ontleed deze zin

μεθ᾿ (voorzetsel)

ἡμέρας ( accusativus)

δ᾿ (partikel)

ἐπανελθὼν (part. aor. nom. ev. ml) 

εὗρεν (persoonsvorm)  

ἄνω (voorzetsel) 

ἐπὶ (voorzetsel) 

τοῦ δώματος (genitivus) 

τὸν κύνα καθεύδοντα (acc. ml. ev. + ptc. acc. ml. ev.)