8.1 Waarom de grens over?

Hoofdstuk 8
Over de grens
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 8
Over de grens

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Kan jij in eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen import en export.
  • Kan jij een voorbeeld geven waarom Nederland importeert
  • Weet jij het verschil tussen een gesloten en open economie

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je aan bij
internationale handel?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Diapositive

Wat is een ander woord voor
import?
A
invoer
B
uitvoer
C
transport
D
handel

Slide 6 - Quiz


Import of export?
"Action" koopt producten uit China

A
Import
B
Export

Slide 7 - Quiz

Waarom internationale handel?
* Een ander land kan iets maken (en jij niet)
* Een ander land kan het beter / goedkoper
* De consument wil meer keuze hebben uit producten en merken hebben

Slide 8 - Diapositive

Waarom importeert
Nederland?

Slide 9 - Carte mentale

Hoe stromen goederen en geld bij import en export?
import
export
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 10 - Question de remorquage

In 2021 exporteerde Nederland 944 miljoen kilo rundvlees voor gemiddeld € 1,45 per kilo. Bereken de uitvoerwaarde van rundvlees.
A
€ 1.368.800.000
B
€ 1.468.800.000
C
€ 1.568.800.000
D
€ 1.668.800.000

Slide 11 - Quiz

Nederland importeert in totaal 12,5 miljoen kilo Belgische bonbons. De gemiddelde prijs per kilo is €7,05.
Bereken de invoerwaarde

Slide 12 - Question ouverte

Nederland exporteert 4.375.000.000 kilo tomaten. De prijs per kilo is €0,72.
Bereken de uitvoerwaarde

Slide 13 - Question ouverte

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...
A
wederinvoer
B
invoer
C
wederuitvoer
D
uitvoer

Slide 14 - Quiz

Open en gesloten economie
  • Een land dat veel invoert en uitvoert heeft een open economie.

  • Een land dat bijna niet invoert en uitvoert heeft een gesloten economie

Slide 15 - Diapositive

Wat zijn kenmerken van een land met een gesloten economie?
A
Weinig import en weinig export in verhouding tot de productie.
B
Veel import en weinig export in verhouding tot de productie.

Slide 16 - Quiz

Welk land heeft een gesloten economie?
A
Duitsland
B
Noorwegen
C
Engeland
D
Noord Korea

Slide 17 - Quiz

Is Nederland een open of gesloten economie
A
Open, maar alleen voor de Europese Unie (EU)
B
Gesloten, maar handelt wel met de Europese Unie (EU)
C
Open, Nederland drijft met bijna de hele wereld handel
D
Gesloten, Nederland maakt alles zelf.

Slide 18 - Quiz

Opdracht
Maken van de volgende opdrachten van 8.1:
- 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9

Zijn er nog vragen?
Deze LessonUp zal ik delen, 
deze kun je later altijd oefenen. 

Slide 19 - Diapositive

Import =
A
De aankoop van producten uit het buitenland
B
De verkoop van producten aan het buitenland

Slide 20 - Quiz

Wat is export?

A
Uitvoer van goederen en diensten
B
Handel van goederen en diensten
C
Invoer van goederen en diensten
D
Goederen en diensten kopen in het buitenland

Slide 21 - Quiz

Sleep de juiste afbeelding naar import of export
IMPORT
EXPORT

Slide 22 - Question de remorquage

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...
A
wederinvoer
B
invoer
C
wederuitvoer
D
uitvoer

Slide 23 - Quiz

De waarde van de exportgoederen die in Nederland worden geproduceerd is 231 miljard euro. De waarde van de totale export is 472 miljard euro. Hoeveel procent van de totale export is in Nederland geproduceerd?

Slide 24 - Question ouverte

De uitvoerwaarde van Griekenland is 28 miljard euro.
Het nationaal inkomen is 278 miljard euro.
Bereken het exportpercentage.

Slide 25 - Question ouverte

Welke van onderstaande begrippen levert Nederland het meeste geld en werkgelegenheid op?
A
Import
B
Export
C
Wederuitvoer

Slide 26 - Quiz

Wat is hier een voorbeeld van export?
(twee antwoorden zijn juist)
A
Nederland investeert in computersystemen uit Japan
B
Er worden auto's ingevoerd en na een korte bewerking doorverkocht aan België.
C
Duitse toeristen komen naar de Zeeuwse stranden
D
Nederland verkoopt tulpen aan China

Slide 27 - Quiz

De betalingsbalans is:
A
Een overzicht
B
Een overzicht van betalingen aan het buiteland
C
Een overzicht van betalingen
D
Een overzicht van betalingen uit binnen en buitenland

Slide 28 - Quiz

=
=
Tekort op de betalingsbalans
Overschot op de betalingsbalans

Slide 29 - Question de remorquage

Het nationaal inkomen van Nederland is 818 miljard. De invoerwaarde is € 312 miljard en de uitvoerwaarde is € 543 miljard. Bereken het importpercentage.
A
38,14%
B
39,14%
C
20,14%
D
21,14%

Slide 30 - Quiz

Aantekening invoerwaarde
De invoerwaarde is het totale bedrag dat Nederland betaald om een bepaald hoeveelheid van een product te importeren. 

Hoe bereken je de invoerwaarde?
= ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Slide 31 - Diapositive

Aantekening uitvoerwaarde
De uitvoerwaarde is het totale bedrag dat Nederland ontvangt met het verkopen aan het buitenland.

 Hoe bereken je de uitvoerwaarde?
= uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Slide 32 - Diapositive

Aantekening importpercentage en exportpercentage
Je kunt uitrekenen hoe belangrijk de export en import voor het nationaal inkomen zijn. Je rekent dan het importpercentage en exportpercentage uit. 

Importpercentage = totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100
Exportpercentage  = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100

Slide 33 - Diapositive