3VWO Unit 4 Grammar Recap (All Right)

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Unit 4: grammar recap

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je de grammatica-onderdelen past simple, present perfect, past perfect, singular of plural, some, any, direct & indirect speech correct toepassen.

Leg de leerdoelen uit en bespreek waarom ze belangrijk zijn voor het leren van de Engelse taal.

Welk grammatica onderdeel gaat je het gemakkelijkst af? Welke vind je het lastigst?

Past Simple

De past simple gebruik je om over een voltooide actie in het verleden te vertellen, bijvoorbeeld:

I walked to the store (yesterday).

Geef voorbeelden van de past simple en vraag de leerlingen om zelf voorbeelden te bedenken.

Present Perfect

De present perfect gebruik je om over een actie te vertellen die in het verleden is gebeurd en nog steeds van invloed is op het heden, bijvoorbeeld:

I have lived in Amsterdam for 5 years.

Laat de leerlingen voorbeelden bedenken van present perfect en vraag ze om deze te delen met de klas.

Past Perfect

De past perfect gebruik je om over een actie te vertellen die eerder in het verleden heeft plaatsgevonden dan een andere actie, bijvoorbeeld:

I had eaten breakfast before I went to work.

Leg uit wanneer je de past perfect gebruikt en laat de leerlingen oefenen met het maken van zinnen met de past perfect.

Which sentence uses the Past Simple correctly?

1. They played soccer yesterday.
2. They have played soccer yesterday.
3. They are playing soccer yesterday.
4. They had played soccer yesterday.

Which sentence uses the Present Perfect correctly?

1. She has visited Paris three times.
2. She is visiting Paris three times.
3. She visited Paris three times.
4. She had visited Paris three times.

Which sentence uses the Past Perfect correctly?

1. I have finished my homework before dinner.
2. I finished my homework before dinner.
3. I was finishing my homework before dinner.
4. I had finished my homework before dinner.

Which sentence uses the Present Perfect correctly?

1. I ate breakfast already.
2. I am eating breakfast already.
3. I have eaten breakfast already.
4. I had eaten breakfast already.

Which sentence uses the Past Simple correctly?

1. I walked to the store yesterday.
2. I had walked to the store yesterday.
3. I have walked to the store yesterday.
4. I am walking to the store yesterday.

Singular of Plural

Singular betekent enkelvoud en Plural betekent meervoud. Om te bepalen of een werkwoord in enkelvoud of meervoud moet worden gebruikt, moet je kijken naar het onderwerp van de zin. Bijvoorbeeld:

He runs every morning.

They run every morning.

Laat voorbeelden zien van enkelvoudige en meervoudige zinnen en vraag de leerlingen om aan te geven wat het onderwerp is en of het enkelvoudig of meervoudig is.

Which sentence uses the correct form of the plural?

1. The car drives on the highways.
2. The car drives on the highway.
3. The cars drive on the highway.
4. The cars drive on the highways.

Which sentence uses the correct form of the singular?

1. The mouse runs across the floor.
2. The mouses run across the floors.
3. The mouse run across the floors.
4. The mouses run across the floor.

Which sentence uses the correct form of the plural?

1. The geese fly south for the winter.
2. The goose fly south for the winters.
3. The goose fly south for the winter.
4. The geese fly south for the winters.

Which sentence uses the correct form of the singular?

1. The dogs bark at the mailmen.
2. The dog bark at the mailmen.
3. The dogs bark at the mailman.
4. The dog barks at the mailman.

Which sentence uses the correct form of the plural?

1. The children played in the parks.
2. The child played in the park.
3. The child played in the parks.
4. The children played in the park.

Some en Any

Some gebruik je in positieve/bevestigende zinnen en any gebruik je in negatieve en vragende zinnen, bijvoorbeeld:

I have some apples.

Do you have any apples?

No, I don't have any apples.

Laat voorbeelden zien van zinnen met some en any en vraag de leerlingen om zelf zinnen te maken met deze woorden.

I'm sorry, I don't have ___ time to help you right now.

1. some
2. many
3. every
4. any

Can you give me ___ information about the event?

1. a lot of
2. any
3. some
4. little

I don't have ___ money left in my wallet. (niets meer over)

1. a lot of
2. some
3. little
4. any

Direct Speech

Direct speech is het direct weergeven van wat iemand zegt tussen aanhalingstekens, bijvoorbeeld:

She said, 'I love chocolate.'

Laat voorbeelden zien van direct speech en vraag de leerlingen om zelf zinnen te maken met direct speech.

Indirect Speech

Indirect speech is het weergeven van wat iemand zegt zonder aanhalingstekens en met een andere woordvolgorde, bijvoorbeeld:

She said that she loved chocolate.

Laat voorbeelden zien van indirect speech en vraag de leerlingen om zelf zinnen te maken met indirect speech.

Direct -> indirect in drie stappen. Welke drie stappen?

Direct to Indirect Speech

Laat voorbeelden zien van indirect speech en vraag de leerlingen om zelf zinnen te maken met indirect speech.

Maak een zin in twee vormen: een in direct speech en een in indirect speech

Oefenen

Oefen de grammatica-onderdelen met het maken van oefeningen in het werkboek/de online methode van All Right.

De grammatica-regels herhalen in boek (study box Unit 4)

Laat de leerlingen individueel of in groepjes aan de slag gaan met het maken van oefeningen. Loop rond en beantwoord vragen waar nodig.

Terugblik

Aan het einde van de les kun je de grammatica-onderdelen past simple, present perfect, past perfect, singular of plural, some, any, direct & indirect speech correct toepassen.

Bespreek de leerdoelen en laat de leerlingen vertellen wat ze hebben geleerd en wat ze nog lastig vinden. Geef waar nodig extra uitleg.

Past simple, present perfect, past perfect

😒🙁😐🙂😃

Singular / plural

😒🙁😐🙂😃

Some / any

😒🙁😐🙂😃

Direct / indirect speech

😒🙁😐🙂😃