NN1 Blok 3 H5 Woordenschat: een bekend woorddeel zoeken deel 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Ik zit klaar voor de les:

• Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  
• Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  
• Mijn jas hangt aan de kapstok.
  
• Ik heb geen pet of capuchon op.
  
• Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
  

Jaar 1 H5 Woordenschat: 

een bekend woorddeel deel 2

Terugblik:

Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je opzoek gaan naar een bekend deel van het woord. Dat kan bij woorden met een: voor- of achtervoegsel en bij samengestelde woorden

Deze les:

• Huiswerk nakijken
• Herhaling instructie
• Eerst samen
• Daarna zelfstandig aan de slag

Lesdoel:

Ik weet wat onbekende woorden betekenen doordat ik opzoek ga naar een bekend woorddeel.

Ik ken de woorden en uitdrukkingen uit dit hoofdstuk

Instructiefilm over een bekend woorddeel zoeken:

linkje

Een bekend woorddeel zoeken:

Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord. 

Dat kan bij:

1.   woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. 

Bijvoorbeeld: prijsverhoging. Je kent het woord prijs en het woord verhoging. 

Prijsverhoging betekent dus dat de prijs omhooggaat.

2.   woorden met een voorvoegsel. 
on- = niet, zonder. Onverkoopbaar betekent dus: niet verkoopbaar.
her- = opnieuw, nog een keer. Hergebruiken betekent dus: nog een keer gebruiken.

3.   woorden met een achtervoegsel.
-loos = zonder. Smakeloos betekent dus: zonder smaak.
-vol = met veel. Smaakvol betekent dus: met veel smaak

Bedenk twee woorden die beginnen met her- (=voorvoegsel)

Bedenk twee woorden die beginnen met on- (=voorvoegsel)

Bedenk twee woorden die eindigen met -vol (=achtervoegsel)

Bedenk twee woorden die eindigen met -loos (=achtervoegsel)

Maak zinnen met de volgende woorden.
Je mag de vorm veranderen.
In de zin moet de betekenis van het woord duidelijk zijn.

IDENTIEK

Maak zinnen met de volgende woorden.
Je mag de vorm veranderen.
In de zin moet de betekenis van het woord duidelijk zijn.

PRIORITEIT

Maak zinnen met de volgende woorden.
Je mag de vorm veranderen.
In de zin moet de betekenis van het woord duidelijk zijn.

LETTERLIJK

Maak zinnen met de volgende woorden.
Je mag de vorm veranderen.
In de zin moet de betekenis van het woord duidelijk zijn.

VOLTOOIEN

Maak zinnen met de volgende woorden.
Je mag de vorm veranderen.
In de zin moet de betekenis van het woord duidelijk zijn.

RELATIE

Maak zinnen met de volgende woorden.
Je mag de vorm veranderen.
In de zin moet de betekenis van het woord duidelijk zijn.

ORIGINEEL

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.

het is belangrijk om goed te beginnen

daar hoeft hij haast geen moeite voor te doen

dat is waardeloos

hij heeft er niets aan verdiend

het was een eenvoudige taak

hij is er geen cent wijzer van geworden

de eerste klap is een daalder waard

dat was een fluitje van een cent

dat kost hem geen centje pijn

dat is geen rooie cent waard

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.

hij wil niet 2 keer hetzelfde zeggen

hij is erg gierig

dat is waardelooshet is op het nippertje goed gegaan

je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent

hij wil het beste voor weinig geld

wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje

hij zal niet twee keer voor 1 cent zingen

hij wil voor een dubbeltje op de eerste rang zitten

hij is een echte centenbijter

het was een dubbeltje op zijn kant

Maak met deze uitdrukking een zin waaruit de betekenis blijkt:

Hij is er geen cent wijzer van geworden.

Maak met deze uitdrukking een zin waaruit de betekenis blijkt:

Dat was een fluitje van een cent.

Maak met deze uitdrukking een zin waaruit de betekenis blijkt:

Dat is geen rooie cent waard.

Wat past in de zin?

Ik heb toch maar een papieren agenda ... omdat een digitale mij niet bevalt.

1. impulsief
2. situatie
3. aangeschaft
4. inmiddels

Wat past in de zin?

Het kan nog maanden duren voordat de ... bij de spoorwegovergang is verbeterd.

1. impulsief
2. situatie
3. verstrijkt
4. inmiddels

Wat past in de zin?

Wanneer ... de inschrijftermijn van het zomerkamp?

1. impulsief
2. er een nachtje over slapen
3. verstrijkt
4. inmiddels

Wat past in de zin?

Isa wil .... voordat ze een keuze maakt.

1. impulsief
2. er een nachtje over slapen
3. verstrijkt
4. inmiddels

Wat past in de zin?

Delano reageert erg ... en hij heeft daarna vaak spijt over wat hij heeft gedaan.

1. impulsief
2. er een nachtje over slapen
3. verstrijkt
4. inmiddels

Wat past in de zin?

Heb jij ... de vaatwasser uitgepakt of ga je dat zometeen doen?

1. impulsief
2. er een nachtje over slapen
3. verstrijkt
4. inmiddels

Evaluatie:

1. Wat was het lesdoel?
2. Hoe ging het vandaag?
3. Wat is het huiswerk:

Huiswerk:

Maken opdracht 6, 7 en 8 

(130-131)