§2.3 Afronden in de praktijk

§2.3: Afronden in de praktijk
§2.1
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§2.3: Afronden in de praktijk
§2.1

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
  • Doel van de les
  • Voorkennis activeren
  • Instructie
  • Verlengde instructie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van deze les...
... kun je afronden in praktische situaties.
... kun je afronden met contant geld. 

Slide 4 - Diapositive

Voorkennis activeren

Slide 5 - Diapositive

Voorkennis activeren
  • Waarde van cijfers
  • Grote getallen (t/m biljoenen)
  • Delers en veelvouden
  • Even en oneven getallen
  • Decimale getallen
  • Afronden van decimalen en ronde getallen
 Wat weten we al?

Slide 6 - Diapositive

Welke waarde heeft het cijfer 4 in het getal 7 743 520 000?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe spreek je het onderstaande getal uit?
182 000 000
A
Honderdtweeëntachtig miljard
B
Honderdtweeëntachtig miljoen
C
Één komma tweeëntachtig miljoen
D
Achttien komma twee miljoen

Slide 8 - Quiz

Welk onderstaande getal is een veelvoud van 11?
A
31
B
32
C
33
D
34

Slide 9 - Quiz

Welk getal is even?
A
28 742 131
B
3 382 832 437
C
19 489 291 753
D
1 636 364 432

Slide 10 - Quiz

Rond het getal 13,94822 af op 2 decimalen.

Slide 11 - Question ouverte

Rond het getal 1 499 999 af op miljoenen.

Slide 12 - Question ouverte

Afronden in de praktijk
Anneke wil ijsjes trakteren in de klas. 
Haar klas bestaat uit 19 leerlingen. In 
één doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen 
moet Anneke kopen?

Slide 13 - Diapositive

Afronden in de praktijk
Anneke wil ijsjes trakteren in de klas. 
Haar klas bestaat uit 19 leerlingen. In 
één doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen 
moet Anneke kopen?
19 ÷ 6 = 3,166

Slide 14 - Diapositive

Afronden in de praktijk
Je kunt geen 3,166 dozen kopen. En je wil
wel iedereen een ijsje kunnen geven.
Daarom heb je 4 dozen nodig. Anders heb
je niet genoeg. 
19 ÷ 6 = 3,166

Slide 15 - Diapositive

Imke gaat koken. Ze heeft 850 gram rijst nodig. In één pakje zit 400 gram. Hoeveel pakjes moet Imke kopen?
A
850 : 400 = 2,125, afgerond is dat 2
B
850 : 400 = 2,125, dus: 2,125
C
850 : 400 = 2,125, dus ik heb er 3 nodig
D
850 : 400 = 2,125, dus ik koop er 2,5

Slide 16 - Quiz


In een kilozak pepernoten zitten 750 pepernoten. 
Voor de intocht hebben alle pieten er 20 000 nodig. Hoeveel kilozakken moeten ze halen?
Bereken dit in je schrift!
A
25
B
26
C
27
D
28

Slide 17 - Quiz

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij 
in Nederland geen 1 en 2 
centen meer, 5 cent 
hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond. 

Slide 18 - Diapositive

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij 
in Nederland geen 1 en 2 
centen meer, 5 cent 
hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond. 

Slide 19 - Diapositive

Je doet boodschappen bij de Jumbo en op het scherm staat een bedrag van €27,93. Je wil contant betalen. Hoeveel reken je af?
A
€27,-
B
€27,90
C
€27,95
D
€28,-

Slide 20 - Quiz

Je haalt de volgende boodschappen:
paprika (€1,42), ui (€0,94) en kip (7,23).
Hoeveel betaal je als je contant afrekent?
Reken dit uit in je schrift!
A
€9,50
B
€9,55
C
€9,59
D
€9,60

Slide 21 - Quiz

Aan de slag
Maak de volgende opdrachten van §2.3:
Opdracht 39 t/m 45 + 48 & 49
timer
1:00

Slide 22 - Diapositive

Lesdoel
check

Slide 23 - Diapositive

Aan het einde van deze les...
... kun je afronden in praktische situaties.
... kun je afronden met contant geld. 

Slide 24 - Diapositive

Lesdoelen:
Ik kan 'handig afronden' zodat ik niet te weinig heb. 
Ik kan afronden met contant geld.

Slide 25 - Question de remorquage

Opdracht 39 t/m 45 + 48 & 49 van §2.3
Opdrachten 3 t/m 12 van §2.1

Slide 26 - Diapositive