Blok 6.4 Lidwoord en zelfstandig naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 6.4 Lidwoord en zelfstandig naamwoord
1.	Lesopening
2.	Terugblik
3.	Lesdoel
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 236.

2. Terugblik

Wat is een werkwoord?

Wat is de persoonsvorm voor woord?

Wat is een werkwoordelijk gezegde?

3. Lesdoel

Aan het eind van deze les:

- weet je wat de lidwoorden zijn

- weet je wat een zelfstandig naamwoord is

Lidwoord en zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten en dingen. 

Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.

Lidwoord en zelfstandig naamwoord

mens:     het meisje , ...........................

dier:       de koe , ......................................

plant:     de paardenbloem , ..............................

ding:      het kleed , ...........................

Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden: namen van mensen en dieren, maar ook namen van plaatsen, rivieren en landen.

Lidwoord en zelfstandig naamwoord

Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.

Lidwoorden horen bij zelfstandige naamwoorden.

Het lidwoord een kun je bijna altijd gebruiken.

Bij het meervoud hoort altijd de.

Voorbeeld:       de krant – een krant – de kranten 

                    het potlood – een potlood – de potloden

Wat zijn lidwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?

1. de
2. slimme
3. het
4. leerling

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?

1. slimme
2. leerling
3. snapt
4. de

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig opdracht 9 (zin 1 t/m 5), 10 en 11 op blz 236 en 238.

Mijn broer werkt als dierenverzorger in een dierentuin.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je.

Daarna ga je in stilte lezen of een puzzel maken. 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Begrijp je de grammatica?

Huiswerk:

Maandag 14 juni

6.4 opdracht 9, 10 en 11