SE Formele brief: Formal writing 4b

Writing - Formal letter 
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Writing - Formal letter 

Slide 1 - Diapositive

We will test today:
  • Lay-out Formal letter
  • Grammar
  • Formal/informal
  • Woordenschat
  • Foutjes
  • Spelling

Slide 2 - Diapositive

Formal letter = SE na de SE week
For example:
  • Letter of complaint
  • Asking for information
  • Application Letter 
  • Formal Email

Een beleefde brief......  want formeel is ook beleefd!

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Hoe begin je een formele brief?
Met ...
A
Datum
B
Adres afzender (de schrijver van de brief, jijzelf)
C
Adres ontvanger (aan wie je de brief schrijft)
D
Aanhef (Dear....)

Slide 5 - Quiz

Wat komt als tweede?
A
De datum
B
Het onderwerp (Reference:...)
C
het adres van de ontvanger
D
De aanhef (Dear...)

Slide 6 - Quiz

Wat volgt daarna, als derde?
A
Het onderwerp van de brief (Reference:....)
B
De datum
C
De aanhef (Dear....)
D
Eerste alinea

Slide 7 - Quiz

Wat volgt daarna, als vierde?
A
Het onderwerp van de brief (Reference:.....)
B
De datum
C
De aanhef (Dear...)
D
Eerste alinea

Slide 8 - Quiz

Wat volgt daarna, als vijfde?
A
Het onderwerp van de brief (Reference:....)
B
Sluiting brief
C
De aanhef (Dear....)
D
Eerste alinea

Slide 9 - Quiz

Wat is een goede schrijfwijze voor de datum?
A
15-12-2020
B
15 december 2020
C
15 December 2020,
D
19 December 2022

Slide 10 - Quiz


Stel je schrijft een formele brief naar een vrouw die Lucy Smith heet, wat wordt dan de aanhef?
A
Dear Mrs Smith,
B
Dear Smith,
C
Dear Lucy,
D
Dear Mr Smith,

Slide 11 - Quiz


Wat is de aanhef als je naar een bedrijf schrijft?
A
Dear Sir or Madam,
B
Dear Sirs,
C
Dear Sir/Madam,
D
To whom it may concern

Slide 12 - Quiz

Hoeveel regels heeft een alinea minimaal?

Slide 13 - Question ouverte

Yes or no: moet je na elke alinea een witregel gebruiken?
A
Yes
B
No

Slide 14 - Quiz

Er zijn twee uitdrukkingen om een formele brief af te sluiten, welke?

Slide 15 - Question ouverte

Hoe onderteken je een formele brief?
A
Eerst je handtekening, dan je voor- en achternaam
B
je voornaam en handtekening
C
alleen je handtekening
D
je naam, adres en handtekening

Slide 16 - Quiz

Wat is een juist adres?
A
Valkenkamp 1 The Netherlands Maarssen, BA 3601
B
Valkenkamp 1 3601 BA Maarssen The Netherlands
C
Valkenkamp 1 3601 BA Maarssen Holland
D
Valkenkamp 1 Maarssen, BA 3601 The Netherlands

Slide 17 - Quiz

Zet de elementen in de goede volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
slotzinnen
Je voor- en achternaam
adres ontvanger
adres afzender (jijzelf)
de aanhef (Dear...)
de inhoud van je brief
de datum
Yours sincerely / faithfully
Reference:....
Signature

Slide 18 - Question de remorquage

Woordenschat: vrije tijd
A
free time
B
spare time

Slide 19 - Quiz

klasgenoten
A
class members
B
class mates
C
classmates
D
classmembers

Slide 20 - Quiz

middelbare school
A
high school
B
secondary school
C
school
D
college

Slide 21 - Quiz

Klopt dit?

Begin nooit een zin met 'and, but or because'
A
Yes
B
No
C

Slide 22 - Quiz

I ____(not see) Peter since I ____(arrive) last Tuesday.
A
did not see / have arrived
B
have not seen / arrived
C
did not saw / arrived
D
have not seed / arrived

Slide 23 - Quiz

Frank ____ (get) his bike last May. So he ____ (have) it for 4 months.
A
getted / had
B
had got / had
C
got / has had
D
got / has have

Slide 24 - Quiz

Formeel / informeel

Kies de formele variant!
A
Hello Sir and Madam,
B
Dear Sir/Madam,

Slide 25 - Quiz

Wat kun je het beste gebruiken in een formele brief?
A
would like to
B
want to
C
wanna

Slide 26 - Quiz

Formeel / informeel

Kies de formele variant!
A
I would like to receive an answer soon.
B
I hope you answer soon.
C
I want a prompt reply.
D
Write back soon!

Slide 27 - Quiz

Vertaal: dit is de reden waarom...
A
this is cause...
B
this is because...
C
this is the reason why...
D
this is the cause...

Slide 28 - Quiz

Vertaal: ik erger me
A
It annoys me
B
I annoy myself
C
I annoy it
D
I think is terrible

Slide 29 - Quiz


Nederlandse winkel
A
Netherlands shop
B
Dutch shop

Slide 30 - Quiz


Hopelijk krijg ik een antwoord terug.
A
I will answer from you back soon.
B
I hope answer back soon.
C
I hope to receive an answer soon.
D
Hopefully I'll an answer.

Slide 31 - Quiz

Grammar:

een feitje: ik woon in ...
A
I am living in...
B
I live in ...

Slide 32 - Quiz

Grammar:

Ik ga over drie weken naar Londen.
A
I am going in three weeks to London.
B
I am going to London in three weeks.

Slide 33 - Quiz

Spelling: wat is goed?


A
Unfortunately, we where mistaken.
B
Unfortunately, we were mistaken.

Slide 34 - Quiz

Spelling: wat is goed?


A
Could I get ticket's for the next show?
B
Could I get tickets for the next show?

Slide 35 - Quiz