Regelmatige werkwoorden op -ir
Vervoegen
1. -ir eraf halen
2. welk persoonlijk voornaamwoord?
3. bijbehorende uitgang achter de stam plakken
Voorbeeld: Vous ...... (réussir)
1. réussir --> réuss
2. Vous, dus bijbehorende uitgang = issez
3. réuss + issez = (vous) réussissez. (Maar: vous choisissez!)