1m(h) bezittelijk voornaamwoord Duits 1e naamval

Bezittelijk voornaamwoord
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Bekijk de video
  • maak eventueel aantekeningen 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Noteer drie bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 4 - Question ouverte

Bekijk de uitlegvideo
Wiederholung........danach bist du dran!!

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein-
dein-
sein-
ihr- (ev)
unser-
euer-
ihr- (mv)

Slide 7 - Question de remorquage

Vertaal het woord tussen haakjes:
(jouw) Bruder

A
dein
B
deine
C
diene

Slide 8 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
(mijn) Freund

A
mein
B
meine
C
miene

Slide 9 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
(jouw) Eltern

A
dein
B
deine
C
diene

Slide 10 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
(mijn) Familie

A
mein
B
meine
C
miene

Slide 11 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
(haar) Onkel
A
sein
B
seine
C
ihr
D
ihre

Slide 12 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
(jullie) Freunde
A
ihr
B
ihre
C
euer
D
euere

Slide 13 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
(zijn Brille
A
sein
B
seine
C
seinen

Slide 14 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
(mijn) Haustier
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 15 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
Das ist (onze) Lehrer

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
(Zijn) Vater ist sehr nett.

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
Dat is (jullie) tante.

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord.
"(Haar) Mutter ist Lehrerin."

Slide 19 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord
Ik ken deze woorden
Ik ken de woorden niet maar kan het wel toepassen
Ik ken woorden maar vind het toepassen lastig
Ik ken ze niet en kan het ook niet

Slide 20 - Sondage

Ende

Slide 21 - Diapositive