Schrijven les 8: oefenen

Writing, lesson 8
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Writing, lesson 8

Slide 1 - Diapositive

Writing lesson 8
Inja's exercise
Examen informatie
Planning
Oefenen

Slide 2 - Diapositive

Examens

In periode 3 zijn we bezig geweest met Schrijven. Daar hebben jullie eind mei het examen voor.


Dat lijkt nog ver weg, maar er vallen veel lessen uit door de bufferweek, meivakantie, hemelvaart, etc.



Examen Schrijven, op school:

9W4A en 9W4B: vrijdag 21 mei in de ochtend voor praktijk
9W4C: dinsdag 18 mei in de middag na praktijk
9KA4O: dinsdag 18 mei in de middag na praktijk

Examens Spreken en Gesprekken, online:
Week 24 (14 t/m 18 juni)

Herkansing Lezen/Luisteren:
datum volgt binnenkort

Slide 3 - Diapositive

Planning
Week 15: voorbereiding schrijfexamen
Week 16/17/18: bufferweek,  meivakantie
Week 19: voorbereiding schrijfexamen
Week 20: examen Schrijven


Week 21: voorbereiding Spreken
Week 22: voorbereiding Gesprekken
Week 23: voorbereiding Spreken/Gesprekken
Week 24: examens Spreken/Gesprekken

Week 25: stageweek
Week 26/27: herkansingen Schrijven, Spreken en Gesprekken

Slide 4 - Diapositive

Oefenen
Waar moet ik op letten bij het examen?

Hoofdletters:
Begin je zinnen met een hoofdletter. Ook I (ik) is altijd met een hoofdletter. Namen, seizoenen en dagen beginnen in het Engels óók met een hoofdletter!

Leestekens:
Sluit je zin af met een punt/uitroepteken/vraagteken. Gebruik komma's. Maar gebruik ook voegwoorden om je zinnen beter te laten lopen!
Op die manier kun je twee kortere zinnen aan elkaar koppelen en variëren in de lengte van je zinnen.

Slide 5 - Diapositive

Voeg en verwijswoorden
Veel voorkomende voegwoorden: and, because, but, so, then, when, or, that.

Deze ken je wel en gebruik je ook al. Maar er zijn nog veel meer.
 
Minder voorkomende voegwoorden: while, until, therefore, unless, as soon as, except, although

Slide 6 - Diapositive

Opsomming
First/second/etc (of all), and, in addition, further, furthermore, next, moreover, firstly/secondly/etc



The first thing you need to do is wash your hands.
In addition to these spices, you may also want to add some pepper and salt.
I have three reasons for wanting to visit Rome. Firstly, I would love to see the Colosseum. Secondly, I’m sure the pope is dying to meet me. Thirdly, they have great pizza.

Slide 7 - Diapositive

Conclusie
So, all in all, altogether, to conclude, eventually, finally, as a result, hence, thus

 


So, have you made your choice yet?
It took a long time before we were home, but eventually we made it.
I didn’t prepare for the test, as a result I had an insufficient mark.

Slide 8 - Diapositive

Volgorde van tijd
First, next, then, after, later, when, while, before(hand), after(wards), as soon as

 


Next weekend we are going to the movies.
As soon as I graduate I’m going to move out!

Slide 9 - Diapositive

Reden/voorwaardelijk
Because, thanks to, due to, considering, looking at, as, after all, therefore, given, usually
  

I didn’t study, therefore I got a 4,0 on my test.
I’m late thanks to the trains not running on time.

Voorwaardelijk: if, when, if…then, unless, in the case, supposing that
If that happens then I don’t know what I will do.
I will only be able to buy the new iPhone if I save money for a long time.



Slide 10 - Diapositive

Oorzaak en gevolg
Because, since, consequently, as a consequence/result, whereby

Since you’re late, you won’t be able to enter the classroom.

Doel/middel: by means of, with the help of
With the help of my sister I was able to go on holiday to Spain.

Tegenstelling: on the one/other hand, while, (al)though, different from, yet, on the contrary, contrary to, instead of, unlike
On the one hand I’m happy I’m here, on the other hand I’d rather be at home.
We could go to the zoo instead of the swimming pool?




Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Standaardzinnen
Je moet vaak jezelf voorstellen, iets over jezelf vertellen, over school of stage. Dat hebben we in de opdrachten ook geoefend.

Zorg dat je deze zinnen en woorden dus uit je hoofd kent.

Weet je iets niet? Omschrijf het dan, of schrijf iets anders. De examinator (ik) weet echt niet waar jij stage loopt bijvoorbeeld, of dat je paard rijdt of hockey speelt.

Slide 13 - Diapositive

Hoe zeg je stage in het Engels?

Slide 14 - Carte mentale

Internship/traineeship
My internship is at .. / I'm an intern at..
My traineeship is at.. / I'm a trainee at..

I go to my internship once a week/two times a week.

Nooit: I walk my internship

Slide 15 - Diapositive

Hoe zeg je kapper in het Engels?

Slide 16 - Carte mentale

Hairdresser/barber/hairstylist
I'm a hairdresser/barber.
I want to open my own hair salon.

I cut hair.
I dye hair.
Let op: nooit PAINT hair. Dye = verf voor bijvoorbeeld wenkbrauwen, haar.

Je zegt wel: I like to paint my nails. Of: I like to do my nails.

Slide 17 - Diapositive

Hoe zeg je schoonheidsspecialist in het Engels?

Slide 18 - Carte mentale

Beautician/cosmetologist/beauty therapist
Cosmetologist: cosmetologists are trained and licensed to perform cosmetic treatments to the hair, skin, and nails.

Beautician: a trained person whose job it is to improve the appearance of a customer's face, body, and hair.

Beauty therapist: works with esthetics and skincare to help relieve a client's concerns and make sure they leave feeling their best.

Slide 19 - Diapositive

Grammatica
Het is mooi als je laat zien dat je in de verleden tijd, toekomstige tijd en tegenwoordige tijd dingen kan omschrijven. 

Maar let er op dat je binnen een zin dezelfde tijd gebruikt, en dat je de werkwoorden juist spelt.

Let dus op je onregelmatige werkwoorden!

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Examens

In periode 3 zijn we bezig geweest met Schrijven. Daar hebben jullie eind mei het examen voor.


Dat lijkt nog ver weg, maar er vallen veel lessen uit door de bufferweek, meivakantie, hemelvaart, etc.



Examen Schrijven, op school:

9W4A en 9W4B: vrijdag 21 mei in de ochtend voor praktijk
9W4C: dinsdag 18 mei in de middag na praktijk
9KA4O: dinsdag 18 mei in de middag na praktijk

Examens Spreken en Gesprekken, online:
Week 24 (14 t/m 18 juni)

Herkansing Lezen/Luisteren:
datum volgt binnenkort

Slide 22 - Diapositive

Beleefdheidsvormen
Hoe open je een brief of tekst?

Hoe sluit je een brief of tekst af?

Slide 23 - Diapositive

Hoe kan je in het Engels een brief of tekst openen? (bijv. voor een solliciatie, naar vrienden, naar school, etc.)

Slide 24 - Carte mentale

Openen
Begin met een begroeting:

Hello, / Dear Sir/Madam, / Hi guys, 
(enter)
.... De rest van je tekst


Slide 25 - Diapositive

Formeel/informeel
In de vorige slides zag je drie openingen:
Hello, / Dear Sir/Madam, / Hi guys,

Welke is formeel? En welke is informeel?

Slide 26 - Diapositive

Formeel:
Bijvoorbeeld voor werk of collega's, school
Geen afkortingen.
Beleefder taalgebruik.

Can't - could not 
Can you - could you
Would (not)
Will (not)
Informeel:
Bijvoorbeeld voor vrienden of familie
Afkortingen mogen
Taalgebruik is losser (voor school alsnog beleefd!)


Slide 27 - Diapositive

Dear Sir/Madam,

I would like to introduce myself.
My name is ... and I am from ...
I would like to apply for .. / I saw a job offer on ... (website).
Hi guys/girls/... (name),

How are you? I want to invite you to my birthday party.

It starts at 10 PM on Saturday the 17th.


Slide 28 - Diapositive

Hoe kan je in het Engels een brief of tekst afsluiten? (bijv. voor een solliciatie, naar vrienden, naar school, etc.)

Slide 29 - Carte mentale

Afsluiten
Ook hier zit een verschil tussen formeel en informeel. Er zijn een paar standaard zinnen die je kan gebruiken om een brief formeel af te sluiten. Met het informeel taalgebruik kan je iets creatiever zijn.

Let op: je kan beter te formeel zijn, dan te informeel. Dus als je het niet zeker weet: kies voor de 'beleefdste' vorm.

Slide 30 - Diapositive

Zinnen die je in je laatste alinea kan gebruiken
I am looking forward to seeing you / I hope to hear from you soon
(Ik kijk er naar uit om je weer te zien)

I can’t wait to hear from you -  informeler
(Ik kan niet wachten om wat van je te horen)

Give my regards to…
(Groetjes aan…)

Slide 31 - Diapositive

Formeel:

Yours sincerely, - als je de naam kent
Yours faithfully, - als je de naam niet kent
Kind regards,
Best wishes,
Best regards,
Informeel

Kind regards,
Best wishes,
Best regards,
See you soon,
Lots of love, (familie/vrienden)
Love, (familie/vrienden)

Etc!

Slide 32 - Diapositive

Nooit:
Greetings, with friendly greetings, oid.

Greetings = groeten, maar dit gebruik je niet als een op zich zelf staand woord. 

Slide 33 - Diapositive

Samenvatting:
Verschil formeel - informeel (werk - prive)
Je kan beter te beleefd zijn. Let er op bij het openen, afsluiten en afkortingen (die gebruik je dus níet in formele brieven).

Volledige zinnen (hoofdletter, punt). Gebruik voegwoorden om alles aan elkaar te verbinden en structuur aan te brengen.
Lees je tekst nog eens door voor je hem inlevert!

Op je examen staat er altijd bij wat er precies in je tekst vermeld moet worden. Doe dit ook - daar krijg je namelijk punten voor!

Slide 34 - Diapositive

Dit is waarmee je nog kan oefenen tot het examen:
NuEngels:
14.1 exercise 2, 3, 32 and 32 extra
14.3: exercise 3, 40, 40 extra
14.4: 1, 2, 38-39, 39 extra

Itslearning: alle schrijfopdrachten
Writing assignment 14.1
Making an advert (during class)
Writing assignment 14.2
Writing assignment 14.3
Schrijfopdracht 4: Error analysis

Slide 35 - Diapositive