B&F, spelling, Blok 6 week 2 les 1

Spelling: Blok 6, week 2, les 1

Wat ga je leren:
woorden schrijven met een klankgroep en een andere categorie
                                 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling: Blok 6, week 2, les 1

Wat ga je leren:
woorden schrijven met een klankgroep en een andere categorie
                                 

Slide 1 - Diapositive

Woorden met sch

Slide 2 - Carte mentale

Woorden met schr

Slide 3 - Carte mentale

Welke twee categorieën zitten er in: vrolijk
A
klankgroepenwoord en achtervoegsel
B
klankgroepenwoord en voorvoegsel
C
hakwoord en achtervoegsel
D
hakwoord en voorvoegsel

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Luister naar de instructie
Uitleg:



1. lading                                             2. koffertje

3. kasteel                                          4. bruiloft 

Slide 7 - Diapositive

Klik twee antwoorden aan
Welke twee categorieën zitter erin:
lading
A
Klankgroepenwoord
B
zingwoord
C
plankwoord
D
hakwoord

Slide 8 - Quiz

Klik twee antwoorden aan
Welke twee categorieën zitter erin:
kasteel
A
klankgroepenwoord
B
hakwoord
C
aai-ooi-oei woord
D
eel-woord

Slide 9 - Quiz

Oefendictee
Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Slide 10 - Diapositive

1. Schrijf op:

Slide 11 - Question ouverte

2. Schrijf op:

Slide 12 - Question ouverte

3. Schrijf op:

Slide 13 - Question ouverte

4. Schrijf op:

Slide 14 - Question ouverte

5. Schrijf op:

Slide 15 - Question ouverte

6. Schrijf op:

Slide 16 - Question ouverte

Zin. Schrijf op:

Slide 17 - Question ouverte

Goed gewerkt! 




Heb je nog vragen? Mail of parro

Slide 18 - Diapositive

Weet jij al wat de 3 lidwoorden zijn?

Slide 19 - Question ouverte

Kan jij al een zelfstandig naamwoord noemen?

Slide 20 - Question ouverte