Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
should (+not) + hele werkwoord
jij vindt dat iets (niet) zou moeten. Je geeft een advies. Je zegt dat het goed is om iets te doen, maar het is niet verplicht
You should try that icecream, it's delicious
You should brush your teeth
Must (+not) + hele werkwoord
jij vindt dat iets (niet) moet. Must is krachtiger dan should.You must check the tyres. You mustn't buy that game. It's a waste of money.
has/have (got) to + hele werkwoord
Iets moet van iemand anders, niet van jou.
Je geeft een noodzaak, zekerheid of verplichting aan.
Mum says I have to do the dishes.You have to turn off your phone in class.
Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.
Don't have to + hele werkwoord Doesn't have to + hele werkwoord
She doesn't have to walk her dog.