Present Simple & personal pronouns; Recap test week

Wat betekent de Present Simple ook alweer?
1 / 21
suivant
Slide 1: Question ouverte
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat betekent de Present Simple ook alweer?

Slide 1 - Question ouverte

When do you use present simple?
A
Als iets nu aan de gang is
B
Als iets in de toekomst zeker gaat gebeuren
C
Als iets is gebeurd, het is niet belangrijk wanneer
D
Bij feiten en gewoontes

Slide 2 - Quiz

What letter do we add to the verb when we use the SHIT rule?

Slide 3 - Question ouverte

!!!
VERBS ENDING IN –S, -CH, -SH, -X, -->
We add -es: kisses, reaches, washes, fixes, goes.
VERBS ENDING IN MEDEKLINKER +Y  -->
We remove “y” and add –ies : studies, worries, cries, studies


Slide 4 - Diapositive

Have
Has
HAVE
HAS
I
YOU
HE
SHE
WE
IT
THEY

Slide 5 - Question de remorquage

Rich people _____ shopping every day. (go)

Slide 6 - Question ouverte

We _______ our dog (love)

Slide 7 - Question ouverte

Grandpa always _____ us funny stories (tell)

Slide 8 - Question ouverte

Cats _____ with mice. (play)

Slide 9 - Question ouverte

She only ______ healthy food (eat)

Slide 10 - Question ouverte

That girl _______ her boyfriend (kiss)

Slide 11 - Question ouverte

His voice ____ when he performs (tremble)

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je in het Engels?

Slide 14 - Question ouverte

Personal pronouns 

Slide 15 - Diapositive

Personal Pronouns
timer
1:00
I
You
She
We
You
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij/ze
Ik
Jullie
Hij
Zij
Het

Slide 16 - Question de remorquage

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 17 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 18 - Quiz

Peter wants the book.
I will give ... the book.
A
me
B
them
C
her
D
him

Slide 19 - Quiz

Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
met behulp van mijn boek/aantekeningen

Slide 20 - Quiz

Maak een zin in de Present Simple

Slide 21 - Question ouverte