bezittelijke voornaamwoorden deel 3

Bezittelijke voornaamwoorden
deel 3
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bezittelijke voornaamwoorden
deel 3

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

mijn
jouw
zijn
haar
hun
onze
jullie
uw
mein
unser
ihr (m.v.)
ihr (e.v.)
sein
Ihr
dein
euer

Slide 4 - Question de remorquage

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk en vrouwelijk
B
vrouwelijk en onzijdig
C
mannelijk en onzijdig
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 5 - Quiz

let op de naamval

Je weet nu de vertalingen van de  bezittelijk voornaamwoorden. 

Je kent de regels om te bepalen of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.


Het bezittelijke voornaamwoord kan in de 1e naamval (onderwerp) staan of 4e naamval (lijdend vwp). Dan gelden dezelfde regels als bij de ein-Gruppe


Let op bij mannelijke woorden: ein > einen of mein > meinen 

Slide 6 - Diapositive

Mein Vater hat (mijn patat) vergessen.

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
mein Pommes
B
meine Pommes
C
meinen Pommes

Slide 7 - Quiz

Entschuldigung, haben Sie (onze hond) gesehen?

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
unser Hund
B
unsere Hund
C
unseren Hund

Slide 8 - Quiz

Da ist Max. OMG ich habe (zijn verjaardag) komplett vergessen!

Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden
A
sein Geburtstag
B
seine Geburtstag
C
seinen Geburtstag

Slide 9 - Quiz

Vertaal:
Was ist (jullie probleem)?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal:
Wie heißt (uw dochter) Frau Senf?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal:
Ich suche (mijn oom) schon seit einer Stunde.
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal:
(Ons bezoek) soll vor 21 Uhr nach Hause gehen.
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal:
Schickt ihr (jullie bezoek) vor 21 Uhr weg?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal:
Wo hoch ist (jouw rekening)?
Denk aan naamvallen bij mannelijke woorden

Slide 15 - Question ouverte

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Das ist ...... Buch.
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

_____ Schule heißt Bonhoeffer College.
A
Unser
B
Unsere
C
Unseren

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Monika hat ____ Freund noch nicht vorgestellt.
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Mutter hat gekocht. Das Kind mag ____Essen nicht.
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:
Rufen Sie ___ Sohn noch mal, Herr Maier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Ihren

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Hier ist ____ Bestellung Jungs!
A
euer
B
euere
C
eueren

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Klaus hat ___Lohn ausgegeben.
A
sein
B
seine
C
seinen

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk vnw:

Ich möchte ___Eis probieren, darf ich?
A
dein
B
deine
C
deinen

Slide 23 - Quiz

Waarmee moet je rekening houden bij het gebruik van een bezittelijk vnw in het Duits?

Slide 24 - Carte mentale

Ende

Slide 25 - Diapositive