Capitulo 6 - les 1 Havo/vwo 2

• Spaans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-4

Hoy es miércoles, 16 de octubre

Las reglas:

Respect:

Als iemand praat, is de rest stil.

Ik steek mijn vinger op als ik iets wil zeggen.

We maken elkaar niet belachelijk.

We komen onze afspraken na (huiswerk, geen mobiel, etc.).

¿Qué vamos a hacer hoy?

• Een tekst lezen en vragen beantwoorden
• Bezittelijke voornaamwoorden
• Blooket

¿Cuál es la meta de hoy? 

• Ik heb een tekst in het Spaans gelezen en vragen over die tekst beantwoord
• Ik weet welke bezittelijke voornaamwoord ik moet gebruiken in het Spaans

Opdrachten 

Wat? WB, blz. 44 en 45, opdr. 7 en 8- bron C

Hoe? Individueel in stilte

Hulp: TB, blz. 44- bron C

Tijd: 15 minuten

Uitkomst: Ik begrijp een tekst in het Spaans

Klaar? Neem door bron D, TB op blz. 45 

Los pronombres posesivos

Los pronombres posesivos

1. El libro es de ellas. Es ____________________ libro.

2. Las llaves son mías (van mijn). Son ____________________ llaves.

3. La casa es de nosotros. Es ____________________ casa.

4. El perro es de vosotros. Es ____________________ perro.

5. Las amigas son tuyas (van jouw). Son ____________________ amigas.

6. La mochila es de ellos. Es ____________________ mochila.

7. El coche es de él. Es ____________________ coche.

8. Los zapatos son de la profesora. Son ____________________ zapatos.

9. El teléfono es mío (van mij). Es ____________________ teléfono.

¿Preguntas?

Los deberes:

• Leer de bezittelijke voornaamwoorden uit je hoofd
• Neem het werkwoord ir weer door.

¿Cuál es la meta de hoy? 

• Ik heb een tekst in het Spaans gelezen en vragen over die tekst beantwoord
• Ik weet welke bezittelijke voornaamwoord ik moet gebruiken in het Spaans

La regla:

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
2. Compré __________ manzanas en el supermercado.

1. un
2. una
3. unos
4. unas

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
3. Necesito __________ bolígrafo para tomar apuntes.

1. un
2. una
3. unos
4. unas

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
4. Quiero comprar __________ zapatos nuevos.

1. un
2. una
3. unos
4. unas

Quizlet

https://ap.lc/wzBbJ