Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Ordening oefenen
Slide 1 - Diapositive
De kleinste groep bij ordening is:
A
Geslacht
B
Rijk
C
Soort
D
Domein
Slide 2 - Quiz
Geef de juiste volgorde van het systeem van ordening.
Begin links met de grootste groep (meest verschillende soorten er nog in)
Stam
Klasse
Orde
Rijk
Geslacht
Familie
Slide 3 - Question de remorquage
Welke celkenmerken komen voor bij de cellen van een dier?
A
Celwand en celkern
B
Bladgroenkorrels, celwand en celkern
C
Celwand
D
Celkern
Slide 4 - Quiz
Welke cel kenmerken komen voor bij de cellen van een plant?
A
Celwand en bladgroenkorrels
B
Celwand, celkern en bladgroenkorrels
C
Celkern en bladgroenkorrels
D
Celwand en celkern
Slide 5 - Quiz
Een lijger komt voor wanneer een tijger en een leeuw samen voortplanten. Lijgers zijn onvruchtbaar. Horen tijgers en leeuwen tot dezelfde soort?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Zijn bacteriën ééncellige of meercellige organismen?
A
Eencellig
B
Meercellig
C
Eencellig en meercellig komen beide voor
Slide 7 - Quiz
Bacteriën en schimmels breken dode resten van organismen af, hierbij ontstaan voedingsstoffen voor planten. Hoe noemen we bacteriën en schimmels daarom ook wel?
A
Reducenten
B
Consumenten
C
Producenten
Slide 8 - Quiz
Er is een kolonie van 10 bacteriën, die zich elk half uur verdubbelt. Hoeveel bacteriën zijn er na 10 uur?
Slide 9 - Question ouverte
Noem 3 nuttige voorbeelden van bacteriën.
Slide 10 - Question ouverte
Noem 1 schadelijk voorbeeld van bacteriën
Slide 11 - Question ouverte
Hoe plant een gist zich voort?
A
Delen
B
Sporen
C
Zaden
Slide 12 - Quiz
Hoe plant een champignon zich voort?
A
Delen
B
Sporen
C
Zaden
Slide 13 - Quiz
Noem 3 nuttige toepassingen van schimmels.
Slide 14 - Question ouverte
Noem 1 schadelijk voorbeeld van schimmels.
Slide 15 - Question ouverte
Hiernaast zie je een kever. Welk type skelet heeft een kever?
A
Inwendig
B
Uitwendig
C
Geen skelet
Slide 16 - Quiz
Een kwal heeft geen skelet, is veelzijdig symmetrisch en leeft in het water. Bij welke stam van de dieren hoort een kwal?
A
Sponzen
B
Holtedieren
C
Stekelhuidigen
D
Wormen
Slide 17 - Quiz
Hiernaast zie je organismen. Welke klasse van de gewervelden hebben zij en aan welke kenmerken zie je dit? Noem er 2.
Slide 18 - Question ouverte
Hiernaast zie je een kikker, deze hoort tot de klasse van de amfibieën. Hoe ademen de kikkervisjes?
A
Longen en huid
B
Via de huid
C
Kieuwen
D
Kieuwen en huid
Slide 19 - Quiz
Tot welke klasse hoort het organisme dat hiernaast staat weergegeven?
A
Holtedieren
B
Sponzen
C
Geleedpotigen
D
Gewervelden
Slide 20 - Quiz
Hiernaast zie je een naaldboom, tot welke stam van de planten behoort die?
A
Mossen
B
Paardestaarten
C
Varens
D
Zaadplanten
Slide 21 - Quiz
wat voor type plant is dit?
A
sporenplant en vaatplant
B
sporenplant zonder vaten
C
zaadplant en vaatplant
D
zaadplant zonder vaten
Slide 22 - Quiz
wat voor type plant is dit?
A
sporenplant en vaatplant
B
sporenplant zonder vaten
C
zaadplant en vaatplant
D
zaadplant zonder vaten
Slide 23 - Quiz
Het vogelbekdier is lastig in te delen. Het heeft eigenschappen van verschillende klassen. Welk kenmerk van de zoogdieren zie je bij het vogelbekdier?
A
Snavel
B
Klauwen
C
Haren
Slide 24 - Quiz
Bij welke stam van de planten liggen er sporenhoopjes aan de onderkant van bladeren?
A
Mossen
B
Paardenstaarten
C
Varens
D
Zaadplanten
Slide 25 - Quiz
Hiernaast zie je een appelboom. Tot welke klasse van de planten behoort deze?
A
zaadplanten
B
sporenplanten
Slide 26 - Quiz
Slakken en mossels hebben een uitwendig skelet in de vorm van een huisje of schelp. Ze zijn tweezijdig symmetrisch.
Tot welke klasse horen deze organismen?
A
Wormen
B
Weekdieren
C
Sponzen
D
Geleedpotigen
Slide 27 - Quiz
Een pissebed heeft 14 poten. Tot welke klasse van de geleedpotigen behoort de pissebed?
A
Duizendpoten
B
Kreeftachtigen
C
Spinachtigen
D
Insecten
Slide 28 - Quiz
Spinnen horen niet bij de insecten aan welk kenmerk kun je dit zien?
Slide 29 - Question ouverte
Bij welke stam hoort dit dier?
A
De wormen
B
De neteldieren
C
De gewervelde
D
de stekelhuidigen
Slide 30 - Quiz
Domein
Rijk
Stam
Klasse (geleedpotigen)
Klasse (gewervelden)
Dieren
Eukaryoten
Sponzen
Holtedieren
Wormen
Weekdieren
Geleedpotigen
Gewervelden
Kreeftachtigen
Spinachtigen
Insecten
Duizendpoten
Amfibie
Vissen
Vogels
Zoogdieren
Reptielen
Slide 31 - Question de remorquage
Bij welke stam hoort dit dier?
A
De wormen
B
De neteldieren
C
De gewervelden
D
de stekelhuidigen
Slide 32 - Quiz
Kwallen zijn op meerdere manieren in twee ongeveer gelijke helften te verdelen. Hoe noemen we dat?
A
tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch
Slide 33 - Quiz
Een krokodil is:
A
Niet symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Tweezijdig symmetrisch
Slide 34 - Quiz
Kenmerken van vissen zijn:
A
Eieren zonder schaal, kieuwen, warmbloedig
B
Kieuwen, koudbloedig, geen huidbedekking
C
Koudbloedig, kieuwen, eieren zonder schaal
D
Koudbloedig, kieuwen, eieren met kalkschaal
Slide 35 - Quiz
inwendig
skelet
uitwendig skelet
inwendig skelet
uitwendig skelet
Slide 36 - Question de remorquage
Sleep de stammen naar de juiste eigenschappen.
Inwendig skelet
Uitwendig skelet
Geen skelet
Sponzen
Holtedieren
Wormen
Weekdieren
Geleedpotigen
Stekelhuidigen
Gewervelden
Slide 37 - Question de remorquage
Domein
Klasse
Geslacht
Zet de indeling in groepen op de juiste volgorde
Rijk
Stam
Orde
Familie
Soort
Slide 38 - Question de remorquage
Eukaryoten worden verder ingedeeld in de volgende stammen:
A
Schimmels, bacteriën, dieren en planten
B
Protisten, bacteriën, dieren en planten
C
Schimmels, protisten, dieren en planten
D
Schimmels, dieren en planten
Slide 39 - Quiz
Bacteriën
Schimmels
Planten
Dieren
Geen celkern
Wel celkern
Wel celkern
Wel celkern
Altijd eencellig
een/meercellig
een/meercellig
een/meercellig
Geen celwand
Wel celwand
Wel celwand
Wel celwand
Geen bladgroen
Geen bladgroen
Geen bladgroen
Wel bladgroen
Kleinst
Groter
Nog groter
Grootst
Slide 40 - Question de remorquage
Uit een zebra en een ezel ontstaat een nieuwe soort
A
Juist, want er ontstaat een nieuw uiterlijk
B
Onjuist, het is een nieuw ras
C
Onjuist, want ze zijn niet vruchtbaar
Slide 41 - Quiz
Een bacterie is
A
een organisme dat uit meerdere cellen bestaat
B
wel een organisme, maar bestaat niet uit cellen
C
een organisme dat bestaat uit 1 cel
D
geen organisme en bestaat dus ook niet uit cellen
Slide 42 - Quiz
Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
Slide 43 - Quiz
Welke plantenorganen hebben mossen niet? (meerdere antwoorden)