Thema kleding
A
de truij
B
het trui
C
de trui
D
de trou
1 / 25
Éléments de cette leçon
A
de truij
B
het trui
C
de trui
D
de trou
Slide 1 - Quiz
Wat is een stropdas?
A
B
C
D
Slide 2 - Quiz
A
de blouse
B
het bloese
C
de blause
D
de bloes
Slide 3 - Quiz
A
het t-sjurt
B
het T-shirt
C
de t-shirt
D
het shjurt
Slide 4 - Quiz
de trui
de jas
de blouse
de sokken
het hemd
de onderbroek
de jurk
Slide 5 - Question de remorquage
Sleep naar de juiste plek.
de broek
de jurk
het T-shirt
Slide 6 - Question de remorquage
Wat hoor je?
Slide 7 - Question ouverte
Wat hoor je?
Slide 8 - Question ouverte
Wat hoor je?
Slide 9 - Question ouverte
A
de broek
B
de zwembroek
C
de broekzwem
D
de waterbroek
Slide 10 - Quiz
A
de muts
B
de warm
C
het muts
D
de moets
Slide 11 - Quiz
A
de muts
B
de paars
C
de hoofddoek
D
de sjaal
Slide 12 - Quiz
A
het horloosje
B
de tijd
C
de klok
D
het horloge
Slide 13 - Quiz
A
de bril
B
het glas
C
de zien
D
de kijkglas
Slide 14 - Quiz
A
het wol
B
de bol
C
de wol
D
de brei
Slide 15 - Quiz
A
de sportkleding
B
de korte broek
C
de zwart
D
de gym
Slide 16 - Quiz
oud - .....
A
droog
B
schoon
C
nieuw
D
los
Slide 17 - Quiz
droog - .....
A
nieuw
B
nat
C
leeg
D
dicht
Slide 18 - Quiz
Hoe heten
deze schoenen?
deze schoenen?
A
lompen
B
klompen
C
klunen
D
klonen
Slide 19 - Quiz
Waar zie je de jurk?
A
B
C
D
Slide 20 - Quiz
Bij Nederlandse feesten is de kleding vaak
A
orange
B
oranj
C
oeranje
D
oranje
Slide 21 - Quiz
A
De schoenen
B
De riem
C
De jas
D
De sokken
Slide 22 - Quiz
Wat is dit?
A
de ring
B
de armband
C
de sieraden
D
de ketting
Slide 23 - Quiz
A
rien
B
reim
C
rein
D
riem
Slide 24 - Quiz
Wat is dit?
A
de ring
B
de armband
C
de ketting
D
de oorbellen
