Bijwoorden van tijd Dinsdag 19

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

How are you doing?

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze les:


  • Herhalen werkwoord en SHIT rule
  • Herhalen  de vormen van werkwoord To Be
  • Herhalen wat een bijwoord van tijd is
  • Herhalen waar je het bijwoord van tijd in een zin
      moet plaatsen.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Diapositive

BIJWOORDEN
van regelmaat 2
nooit -------soms------- altijd

Slide 4 - Diapositive

Bijwoorden van Regelmaat
Bijwoorden van regelmaat geven aan hoe vaak je iets doet:

always = altijd
usually = meestal
often = vaak
sometimes = soms
never = nooit

Slide 5 - Diapositive

Bijwoorden van regelmaat komen vóór het werkwoord

Jim never travels to Italy.
We always love to talk.
I sometimes dance in my bedroom.
Vicktorya often listened to classical music.
You usually watch Netflix.

Slide 6 - Diapositive

LET OP!
UITZONDERING
to be = zijn

Slide 7 - Diapositive

Het werkwoord 'to be'
Past simple: Gelijk denken aan was of were.
Bij I / she/ he/ it = was
De rest = were

Slide 8 - Diapositive

Bijwoorden van regelmaat komen na een vorm van 'to be':
am / are / is
 

Mick is often at home.
You are usually on time.
I am sometimes at the library.
We are never drunk.

Slide 9 - Diapositive

STAPPENPLAN
1) am - are - is?
2) JA: Achter werkwoord
3) NEE: EErst het bijwoord van tijd

Slide 10 - Diapositive

Ready?
Lets Practice!

Slide 11 - Diapositive

They .......... together.
A
always laugh
B
laugh always
C
always laughs
D
laughs always

Slide 12 - Quiz

The lemons .......... yellow.
A
usually are
B
are usually
C
usually is
D
is usually

Slide 13 - Quiz

.......... cold in the winter.
A
It is often
B
Often it is
C
Often is it
D
Is often it

Slide 14 - Quiz

I .......... to the supermarket.
A
sometimes go
B
go sometimes
C
sometimes goes
D
goes sometimes

Slide 15 - Quiz

We .......... in the summer.
A
usually go swimming
B
go swimming usually
C
goes usually swimming
D
usually goes swimming

Slide 16 - Quiz

Rebecca .......... on time.
A
is never
B
never is
C
are never
D
never are

Slide 17 - Quiz

George and Mila .......... UNO.
A
play often
B
often play
C
plays often
D
often plays

Slide 18 - Quiz

My hamsters .......... lazy.
A
sometimes are
B
are sometimes
C
is sometimes
D
sometimes is

Slide 19 - Quiz

We .......... the Efteling.
A
sometimes visit
B
visit sometimes
C
sometimes visits
D
visits sometimes

Slide 20 - Quiz

My brother .......... with Xbox.
A
always plays
B
plays always
C
always play
D
play always

Slide 21 - Quiz

BIJWOORDEN van TIJD
always
usually
regulary
often
sometimes
seldom
never

vóór het werkwoord
talk / write / watch / sit / can / have / move / etc.
na
am / are / is

Slide 22 - Diapositive

Ik weet wat werkwoorden zijn.
A
JA
B
NEE

Slide 23 - Quiz

Ik herken het werkwoord 'to be':
am - are - is
A
JA
B
NEE

Slide 24 - Quiz

Ik weet wat een bijwoord van tijd is.
A
JA
B
NEE

Slide 25 - Quiz

Ik snap waar ik het bijwoord van tijd moet plaatsen.
A
JA
B
NEE

Slide 26 - Quiz

Ik kan het geleerde toepassen.
A
JA
B
NEE

Slide 27 - Quiz

Heb je nog extra vragen? :)

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive