Voorbereiding toets grondsoorten en organische stof

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BodemkundeMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Noem 4 van punten waar je bodemkwaliteit op beoordeelt

Slide 3 - Question ouverte

Wat is waar?
A
Veel organische stof betekent vaak veel bodemleven
B
Veel organische stof betekent vaak weinig bodemleven

Slide 4 - Quiz

Klopt deze stelling? Veel organische stof zorgt voor veel bodemleven, een goede structuur, goede beworteling, een goede waterhuishouding en veel voedingsstoffen
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Wat is veen?

Slide 6 - Question ouverte

Wanneer het erg nat is kun je nog goed op veengrond rijden met een zware trekker
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Waar ligt Loss grond?
A
Friesland
B
Zeeland
C
Noord Holland
D
Limburg

Slide 8 - Quiz

Wanneer ontstond de Utrechtse heuvelrug?
A
ontstaan van de aarde
B
middeleeuwen
C
ijstijd
D
tweede wereld oorlog

Slide 9 - Quiz

Wat is een goede verhouding tussen lucht, water, organisch materiaal en de minerale deeltjes in de bodem?
A
45% water, 25% lucht, 25% organisch materiaal en 5 % minerale deeltjes
B
24% water, 26% lucht, 5% organisch materiaal en 45 % minerale deeltjes
C
5% water, 15% lucht, 5% organisch materiaal en 25 % minerale deeltjes

Slide 10 - Quiz

Zet klei grond, zandgrond en löss in volgorde van korrelgrootte. Zet de grondsoort met de grootste korrelgrootte vooraan.
A
klei - löss - zand
B
zand - löss - klei
C
löss - zand - klei

Slide 11 - Quiz

Hoe ontstaat zand?
A
Door verwering van gesteenten
B
samenklonteren van kleideeltjes
C
In de zee

Slide 12 - Quiz

In zandgrond zit van nature veel voedingsstoffen
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

In zandgrond zit van nature veel organische stof
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Hoe krijgen zavel- en kleigronden hun eigenschappen?
A
door aanwezigheid van water
B
door aanwezigheid van kleiplaatjes
C
door aanwezigheid van organische stof

Slide 15 - Quiz

En hoe komt het dat kalkrijke bodems vaak weinig organische stof bevatten?

Slide 16 - Question ouverte

Welke grondsoort bevat de meest organische stof?
A
zand
B
klei
C
loss
D
veen

Slide 17 - Quiz

Welke grond bevat de MINSTE organische stof?
A
Kleigrond
B
Veengrond
C
Loss
D
Zandgrond

Slide 18 - Quiz

bij welke grond zal meer mineralisatie plaatsvinden?
A
goede structuur
B
slechte structuur

Slide 19 - Quiz

Goede structuur omdat mineralisatie het volgende nodig heeft:
A
vocht en temperatuur
B
vocht en organische stof
C
Temperatuur, lucht, vocht en organische stof
D
temperatuur en organische stof

Slide 20 - Quiz

waaruit bestaat organische stof?
A
plantenresten, dode wortels, dode dieren en dood bodemleven
B
dode wortels
C
dode wortels en dood bodemleven
D
dode diertjes en planten resten

Slide 21 - Quiz

Is dit humus of organische stof?

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Vidéo

Wat is geen voordeel van organische stof in de bodem
A
waterberging en vochtlevering
B
voedsel voor bodemleven en CO2 vastlegging
C
direct en indirect een goede bodemstructuur
D
verarmt de grond

Slide 24 - Quiz

Wat geeft de koolstof / stikstof (C/N) verhouding aan?
A
verhouding tussen calcium en natrium
B
verhouding tussen koolstof en energie
C
verhouding tussen kalk en nitraat

Slide 25 - Quiz

Wat zegt de kleur van de grond over het organische stof percentage?
A
hoe donkerder, hoe meer organische stof
B
hoe donkerder, hoe minder organische stof

Slide 26 - Quiz

Welke bodemsoort is het makkelijkst bewerkbaar?

Slide 27 - Question ouverte

Noem 4 bodemsoorten

Slide 28 - Question ouverte

Waar zorgt bekalken voor?
A
Verhogen zuurgraad van de grond
B
Verlagen zuurgraad van de grond
C
Als er wordt gezaaid gaat het sneller kiemen

Slide 29 - Quiz

Boven hoeveel graden wordt organische stof in de bodem omgezet?

Slide 30 - Question ouverte

In welke eenheid wordt de zuurgraad van de bodem aangegeven?

Slide 31 - Question ouverte

Grond met een PH van 4 geeft makkelijk Stikstof af
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Grond met een Ph van 7 geeft makkelijk ijzer af
A
niet waar
B
Waar

Slide 33 - Quiz

Noem de 6 hoofd voedingselementen in de bodem

Slide 34 - Question ouverte

Slide 35 - Diapositive

Wat is niet het gevolg van N(stikstof) tekort?
A
gras groeit heel snel
B
gelige kleur
C
wil niet groeien
D
weinig eiwit in gras

Slide 36 - Quiz

Wat is niet het gevolg van P (fosfor) tekort?
A
paarse kleur
B
Slechte wortelgroei
C
donker groene kleur
D
slechte scheutvorming

Slide 37 - Quiz

Wat is niet het gevolg van K (Kalium) gebrek?
A
lichtgele puntjes op oudere bladeren
B
weinig groei
C
gras gaat liggen
D
verschrompelt gras

Slide 38 - Quiz

Wat is gevolg van Magnesium gebrek?
A
Bleekgroene kleur en slecht groei
B
donkergroene kleur en paarse kleur

Slide 39 - Quiz

Wat is het gevolg van Calcium / Kalk gebrek?
A
gras gaat snel liggen en gras verdroogt snel
B
gras wordt gelig en stengelig
C
gras wordt paars en zuur
D
gras wordt licht groen en taai

Slide 40 - Quiz

Wat is het gevolg van Zwavel tekort

A
weinig eiwit in het gras en lichtgroen gras
B
weinig groei en donkergroen gras

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Vidéo